Het eindpunt van de koers met de bijnaam "Hel van het Noorden", door een journalist zo genoemd toen deze, net na eerste wereldoorlog, verslag van de rit deed en om zich heen aan flarden geschoten dorpen, puin, kadavers en zelfs nog lijken zag liggen, is op zich geen onaardige stad: het heeft een mooi stadhuis en ook de Sint-Maartenskerk is niet voor het oog te versmaden en eigenlijk sinds de Vrede van Utrecht Frans geworden; rond negen uur kwam er iemand aan die genegen bleek de door mij meegebrachte goederen in ontvangst te nemen dat vervolgens aardig vlot ging zodat ik mijn reis verder vervolgde: richting kust, naar de velden waar ooit de Gulden Sporenslag plaatsvond, langs, ja, over het hoogste punt van de Franse "West"-hoek, voormalig Vlaams gebied, geboorteplaats van Petrus Datheen en vestigingsplaats van Radio Uylenspiegel, een radio die vanuit deze nu franse stad in het Vlaams uitzendt en tot behoud wil komen van de Vlaamse taal in dit deel van Frankrijk, maar als luisteraars voornamelijk Belgen van over de grens heeft; een plaatsje op een berg waar ik vroeger nogal eens wezen moest, Cassel, omdat aan gene zijde een klant zat.
Een stadje waar diverse keren slag om werd geleverd; door robrecht van Vlaanderen en Arnulf de derde de ongelukkige, Filips de Zesde met Nicolaas Zannekin, ach, er heeft zich zoveel afgespeeld in deze streek; gestaag snorde ik verder, over de D 11, langs dorpjes met wonderlijke namen: Zuytpeene, Noordpeene, Bollezeele, Zegerscappel, L' Hossenaere, Spreuwkoot, Drincham en Looberge, glooiend, ietwat desolaat, maar vol geheimzinnige herinnering waar bijna niemand meer vanaf weet: net voor de middag kwam ik aan in Loon, Loon Plage, gelegen aan de Franse Opaalkust en vervoegde mij bij een bedrijf van waaruit schepen naar Tahiti varen en waar ik de palet voor betreffend Frans stille zuidzeeeiland kon lossen.
Terug, daarna terug, naar Nederland, ja, naar huis zelfs, en ik kon het niet laten: langs Duinkerke, en vandaar over de oude weg naar België, een weg die ik, jaren terug, tot in den treuren overkwam: deze "hoek" kende ik, en ken ik nog steeds, als m'n broekzak, al is er de laatste jaren veel veranderd.
Op de grens dronk ik koffie, nam alles in ogenschouw, trachtte oude beelden op te roepen, herinnerde mij de vele garnalenvissers, destijds, in het naastgelegen kanaal, de Franse douaniers; een jarenoud verleden werd voor even tot leven gewekt.
Vanuit Beernem reed ik langs Knesselare, vandaar, dwars door Meetjesland, op Maldegem aan en toen de expresweg op; Kaprijke, Zelzate en Stekene en zo vermeed ik de Antwerpse file.
Die avond thuis, vanmorgen nog een Nederlandse rond; Swifterbant, Almere, Amsterdam en tot slot Maasdam waar ik een volle bak aarde kreeg voor twee adressen Frankrijk: alsof dat land al niet groot genoeg is.
En toen al die zakken met tuinaarde er in zat, nam ik nog even een kijkje bij een modellenbureau, een nevenactiviteit van de tuinaardehandelaar; 't was per slot van rekening vrijdag.
Modellenbureau? Jawel, een modellenbureau, waar op bestelling door transporteurs en andere liefhebbers modellen kunnen worden besteld van de vrachtwagens waar mee wordt gereden: vrijwel alles voor een groot deel met de hand vervaardigd en een hobby die ooit begonnen is in 1928 door ene meneer Siegumfeldt te Denenmarken, wat uit de hand liep en uiteindelijk onder de naam Tekno niet alleen Denenmarken, maar ook andere Europese landen veroverde en sinds enige jaren in eigendom is van de tuin- en potgrondondernemer; met belangstelling liet ik mijn ogen over de modellen glijden, soms oude namen uit vervlogen tijden op de miniatuuropleggers, fraai om te zien.
Inmiddels was de dag gevorderd, nog net voor filetijd weg; alweer huiswaarts, en nu voor 't weekeinde.
Aldus schreef ome Willem.
---