Donker, in ieder geval nog nacht, licht vriezend, op de sloot langs de weg, opweg naar het Dafje toe, lag reeds een laagje ijs; de dunne schil spiegelde er zich vanuit hoge sferen in; ze was er weer, de maan, en zo, zó vertrok ik, eerst richting Arnhem, Nijmegen, dan door; Venlo.
Ze moest er zijn, de kleine dwerg, maar zou ik haar nog zien? Zichtbaar, vanaf een uur of vijf, laag aan de oosthemel, maar deze nacht niet; ondanks de wolkloze lucht bleek het net te nevelig; de kleine, naamloze, komeet; deze nacht schoof ze onzichtbaar aan mijn oog voorbij; tot april, mei misschien, zal ik haar volgen, kúnnen volgen; daarna niet meer; verdwijnt ze, aan elk oog onttrokken, weg, ver weg opweg naar niemand; inmiddels was ik Euskirchen alweer voorbij, denderde door, en net voor Koblenz, bij Brohltal, pauzeerde ik een wijle, overdacht de absurde situatie waarin de mens verkeert.
Is 't niet vreemd en eigenaardig? Want terwijl kennis afneemt, neemt wetenschap en techniek evenredig toe; wist elk van mijn collega's waar, en vooral, hoe zij ergens heen ging; voortschrijding der techniek maakte, dat de meesten nauwelijks meer weten waar ze zich bevinden. Techniek is dus niet gebaseerd op toename van kennis, maar een cultuurloze neerslag met betrekking en relatie tot de omgeving en verre, verre van neutraal.
Na een uur verliet ik Brohltal, snelde voort, de "61" af, en na de Hockenheimer Ring een tijdlang richting Bazel; winter, kale bomen, maar nergens sneeuw, zelfs niet een restje; we beleven een eigenaardige winter; Offenburg naderde, alwaar ik linksaf, het Zwarte Woud, in reed.
Maakt de navigatie het onverstand in 's mensen brein gereed, techniek is verre van neutraal, ja, ze boezemd onheil, in haar de Wil tot Macht; sinds enkele jaren worden we overal gevolgt, gescand, gepiept, geflitst, bekeken; louter gevolg van wetenschap en techniek en deze occulte relatie drijft naar een afgrijselijk doel; dat is: de volstrekte beheersing der dingen en daartoe wordt alles geobjectiveerd en genivelleerd en het onherroepelijke gevolg hiervan is het verval van normen en waarden; een techniek die egaliseert tot massageest. De nog levende Sovjetsbonzen en Stasi-majoors onder ons likken aan hun vingers als ze onze moderne tijden, met al haar "mogelijkheden" aanschouwen.
Schuilen, schuilen wilde ik, kon ik, in het Zwarte Woud, tussen de hoge bomen, de groene weiden in ogenschouw, maar aan het technisch oog kan ik me niet, nooit meer, onttrekken: Haslach, Hausach, een tijdlang langs de Kinzig, maar dan, plots, klimmen, omhoog en waar ik de eerste resten zag, witte resten van oudgevallen sneeuw, en niet lang daarna denderde ik over de snelweg naar Singen, wederom links af, de Bundesstrasse langs Überlingen en Meersburg, ja, langs de Bodensee af onder doorbrekend nevelig zonlicht; in Friedrichshafen even tanken bij een Shell en achter de kassa een enorme Duitser met een imposante Mercedespenz. Daarna verder, nog net een klein uurtje en spoedig kwam ik borden Bregenz tegen, het enige Oostenrijkse stadje aan de Bodensee en voor 1800 vanuit het noorden nauwelijks bereikbaar: schitterend was het vergezicht over het meer, de achtergelegen, in nevelen gehulde Zwitserse bergen, het techniekloze spiegellicht van de enorme watervlakte.
Nog was de avond niet gevallen toen ik stilstond langs de Zwitserse grens, langs de Rijn, in Hohenhems; even wandelen, het was niet koud en alleen op hoge bergen witsneeuw te zien.
Dan naar binnen, daar, aldaar, waar 't altijd goed toeven is: Hirsch, vermoedelijk eentje aus dem Felde, ik liet het me smaken.
Wat dan? Ben ik een nar? Een waanzinnige? Een idioot? De maskarade van het rondom alom ineenstortende wordt geraffineerd gespeeld, gedanst; en ondertussen snurk ik temidden van meerdere wegreuzen; wachtend op de dag van morgen, verder voort, steeds verder weer de week weer in.
Zoals elke week voor mij een weektaak heeft.
Aldus schreef ome Willem.
---