Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 15 januari 2014

Etty

Ruim 2100 jaar geleden werd de heirbaan aangelegd, van Italië naar Spanje en vanmorgen volgde ik het zuidelijke deel, het zuidelijke deel van de Via Domitia, echter geheel door, wederom, door het donker; pas op het einde, in de buurt van Perpignan, kleurde het boven de zee wat roserood, juist op het moment dat westelijk de maan zich achter de bergen verschool.

Ze zou honderd geworden zijn als ze nog leefde; áls, maar die kans zou klein geweest zijn, want honderd wordt bij lange na niet iedereen; maar het klemt temeer omdat ze vroeger stierf dan nodig; nog geen dertig.

Even, een korte morgen slechts verbleef ik in Spanje; uiteraard, een bocadillo caliente con tortilla liet ik mij niet ontnemen, even verderop, in Figueras, een paar paletten ophalen en toen de neus weer de goede kant op, en oh, wat was het lekker weer; vreemd, midden januari, winter, laaghangende zon en toch voelde het voorjaars; een veeg teken: wat staat ons nog te wachten?

Ze groeide op, eerst in Vlissingen, later te Deventer, studeerde af in rechten en kwam, uiteindelijk, als administrateuse een tijdlang bij de Joodse Raad terecht, eerst Amsterdam, later Westerbork en uit dien hoofde genoot ze, voor een Jodin, tijdens de bezetting een tijdlang ongekende vrijheid; regelmatig reisde ze per trein van Westerbork naar Amsterdam en weer terug.

Wat ons te wachten staat, wat ons werkelijk te wachten staat, weet niemand; ook Etty wist het niet. Nadat ik Spanje weer uit was, reed ik bij Perpignan in oostelijke richting, de weg op naar Foix, langs een fameuze. Bergketen, pakweg, dertig kilometer lang, kwam te Maury voor een volgende pallet en toen, meteen weer de andere kant op, terug naar Perpignan en vandaar volgde ik de kustlijn, hield even pauze in een uitgestorven zomerdorp, wandelde een wijle op het zand langs de zee terwijl de horizon door een besneeuwde bergtop werd getekend. Even verderop, langs de wegberm, gele paardenbloemen, zo vreemd, half januari.

Het was de iets oudere professor die mij als eerste op haar spoor zette; in zijn boek Treinen naar de hel wordt voor 't eerst een analyse gegeven van Etty, een bijzondere psycho-analyse, van een in weelde levende jonge dame die steeds meer oog krijgt voor het kwade dat ze in haarzelf, ja, bespeurt in elk mens en daardoor steeds meer compassie krijgt met de bezetter, en later, haar belagers; medelijden met zo'n gestapoknaap die haar gruwelijk afsnauwde. Merkwaardig. Ze liet een dagboek na dat meteen na de oorlog bekend was, maar pas in 1981 in druk verscheen.

Aan het begin van de middag verder laden, nu in Narbonne, bij een adres waar ze nooit moeilijk doen; al was 't voor morgen, het zat er rond half vier in en toen, toen richting huis; er wacht nog één klant, net boven Lyon, op mij.

Weinig is bekend gebleven; zijzelf, haar twee broers, Micha en Joop, alsook haar ouders, overleefden Auswitzch niet; alleen haar dagboek, dat nauwelijks twee jaar van haar leven beschrijft, bleef als schrijnende getuige achter. Reeds op zeven september '43, een dag na haar laatste aantekening, vertrok ze vanuit Westerbork naar het oosten met een nu te bekende bestemming.

Terug, langs Montpellier en Nimes, vandaar de weg op langs Remoulins naar Bagnols, net ervoor een verlopen routier met nieuwe eigenaars, maar zo te zien wordt dat nooit wat. Eigena(a)r- en resse rookten aan de bar en ik wilde graag wat verder rijden, maar reeds opgenomen rijtijd verbood mij tot verder gaan. Een bord eten uit rokershanden, bedompt, ik ken wel betere knaagschuren, hoewel; het voedsel zelf ging nog wel, zei het matig; snel vluchtte ik de stuurhut in.

Ze weigerde onder te duiken, en tja, waarom zou ze! Voor velen regelde ze de reis, zorgde voor alle nodige informatie, kans om onder te duiken had ze overigens volop; ach, het zou in Silezië misschien zo slecht nog niet zijn. Na haar vertrek op 7 september kwam ze dagen later aan, verzwakt, uitgemergeld, leefde nog twee maanden en tijdens de bittere Poolse koude bezweek ze, eind november, nog geen dertig jaar oud.

Gemangeld, vermoord, en toch stierf ze niet; door haar dagboek kwam ze, 38 jaar later, terug, leeft ze voort, ook na haar honderdste.

Als waarschuwing en getuige; om nooit te vergeten!

Aldus schreef ome Willem.
---