Het is druk bij Jojo op de grens tussen het Franse Rocroi en Belgische Couvin, de koffiemachine maakt overuren en diverse breedte- en zwaartransporten maken zich gereed voor vertrek, het franse land binnen wat na zonsopkomst is toegestaan; zelf heb ik inmiddels al aardig wat kilometers verorberd, wat glooiend asfalt achter de oplegger zien verdwijnen.
In tegenstelling tot een eeuw geleden blijkt de Eurowinter zacht, wellicht té zacht, misschien niet zozeer rond Bagnols sur Seize, waar ik gisteren vertrok, en Montelimar, waar ik even later een wakkermakertje tot me nam, maar toch wel erg zacht voor en na Lyon waar het in andere jaren toch een stuk kouder is.
In de buurt van Belleville, een tiental kilometers de bergen in, net achter Vilé
Morgon, zou ik nog een tiental dozen ophalen en daarvoor zou ik met een dikke veertig ton de smalle en steile wegen over moeten kruipen; op zich geen bezwaar, geen probleem zelfs, maar ditmaal verkoos ik toch een wat gemakkelijker oplossing te vinden; aangezien het eerste blokje rijtijd ten einde liep, parkeerde ik het gevaarte bij een bevriende wijnboer, net buiten Belleville, en net vóór de smalle routen, de bergen in, naar een hoogte tussen zes- en achthonderd meter en aldaar belde ik met het adres waar de tien dozen stonden, kreeg een sympathieke stem aan de lijn, ook al sympathiek omdat hij meteen bereid was de tien dozen zelfs even de hoogte af te rijden zodat mij veel gekronkel, maar zeker ook een dik uur rijtijd bespaard bleef. Nee, niet dat ik op zie tegen dergelijk werk, danwel het "niet leuk" zou vinden, integendeel, maar soms wint bij mij ook de realiteit het wel eens van het genoegen; er werd immers ook een, pakweg, 50 liter brandstof bespaard.
De verdere dag stond in het teken van de terugreis, een reis door wind en regen, vooral regen; de nationaal af tot aan Macon, een stuk snelweg naar Dijon en vandaar, heerlijk genietend van het druilerige regenweer, door dorpjes en stadjes; Orville, Langres en Rolampont, uitzicht over oneindige velden en akkers, soms profetische vergezichten, indrukwekkende wolkenpartijën en toen ik van Nogent via Biesles naar Chaumont snorde, ontwaarde ik aan de verre horizon een prachtige witte, heldere streep dat het einde van de regenzone inluidde.
Inmiddels schemerde het, en na een pauze nabij Chaumont snorde ik nog een dik uur in 't donker verder, tot Vitry le François, overnachtte bij een middelmatige, maar altijd goed bezochtte haptent; wederom bleek het niet koud, niet januarikoud.
Het daglicht breekt langzaam door, de breedte-transporten vertrokken reeds en Jojo wast de morgenkopjes af; op de achtergrond franse chansons uit een krakende radio, soms oude liedjes die ik nog uit een ver verleden ken, afgewisseld met allerlei opgewekte gesprekken, een wisselgesprek tussen een presentatrice en presentator; ze kakelen snel en slechts zo af en toe versta ik waar het over gaat; vrijwel altijd over niets; ik vraag Jojo om nog een laatste koffie.
Heldere nacht, bijna volle maan en hele stukken wolkloos: het regenfront week naar elders; zo reed ik van vanmorgen vroeg door een doodstille wereld, Chalons, Suipes, Charleville-Mezières, tot aan de grens waar ik het daglicht afwachtte, wacht totdat de kilometers, die ik thans nog voor de gril heb, filevrij, danwel filearm zijn.
Nog steeds is het alleminst winterweer, een eigenaardig jaarouverture; en nog steeds houdt het mij bezig: wat staat ons, honderd jaar na dato, te wachten?
Nog even afrekenen, au revoir a Jojo, en dan taai ik weer af.
Aldus schreef ome Willem.
---