Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 26 september 2013

De vooroogst

De weg is stil en verlaten en loopt dwars door wijnvelden langzaam wat omhoog; onder het trappen hoor ik alleen mijn eigen adem, de adem waar ik mee spreken kan, de levensadem die ik ooit ontving, waarmee de mens wordt aangedreven.

Summier een smalle strook licht toen ik om half zeven uit La Lavandou begon aan de smalle kustweg, slingerend door onafgebroken miljonairsdorpjes waar men toch niet vroeg op staat; het blééf ook stil terwijl de dageraad zich almeer van de omgeving meester maakte; de meeste te rijken verslapen zo ook kostbare tijd, tijd dat zinloos wordt weggesnurk, immers ochtendgloren langs de kust bij de Middellandse zee is altijd bijzonder fraai en het bleek nauwelijks bewolkt te zijn; Rayol Canadel sur Mer, Cavalaire sur Mer en al die tijd had ik uitzicht op contouren van Ile de Levant rechts van me, de steeds helder wordende bergen van het schiereiland van Ramatuelle vóór mij en na een half uurtje kwam ik aan in La Croix Valmar waar ik rechts ging, een smalle slingerweg op , tien kilometer, over een uiterst klein colletje, pakweg 150 meter, col de Collebasse, bochten die ik nauwelijks kon nemen, maar wel een route waardoor ik binnen het uur bij de klant in Ramatuelle stond en ik nog voor achten met weer één pallet lading weer vertrok, maar nu eerst richting Saint-Tropez, aan de andere kant van het schiereiland links af en na een paar kilometer weer links, de D 98 op, een weg parallel aan de kustweg en via de col de Gratteloup kwam ik met een kwartier meer tijd op het punt aan waar ik die morgen begonnen was en vervolgde de weg zoals ik de dag ervoor gekomen was richting Brignols en Saint Maximin.

De avond valt, ik stap even af. Daarnet heb ik een poos met een vrijwel evenoude collega staan praten, oude verhalen vertelt en beluisterd; morgen laden we bij dezelfde klant waar we nu voor de deur staan en waar het altijd -te- druk is waardoor je soms uren moet wachten en ter voorkoming van het laatste staan we er nu voor het hek. Ik voel me lekker, fit, zet de fiets neer en slenter een wijngaard binnen terwijl een hoge rotswand mij van verre gadeslaat. Ik kijk op, groet mompelend de zwijgende berg waarvan ik weet dat zij me hoort; bergen hebben meer oren dan men vermoed.

Inmiddels reed ik vanuit de volle zon enkel forse wolken tegemoet die hoog boven op de bergen leunden; dat zag er voor zonliefhebbers niet erg best uit en nog voordat ik weer terug was in Aix en Provence de eerste druppels op het voorruit, ruitenwissers aan, zodat de ruit van dode vliegen en andere vlekken van zich te pletter gevlogen insecten werd gereinigd. Verder ging ik, helemaal terug, ja verder nog dan terug, Nimes voorbij, Montpellier voorbij, het achterland in en rond één uur kwam ik in Saint Felik de Lodez bij een chemische fabriek waar ik twaalf paletten "wijn" voor een tegrootwinkelbedrijf in de kar kreeg, daarna verder, nog verder, alsof er geen einde aan kwam.

Tot rust, alles in mij komt tot rust, daar, temidden, onder het waakzame oog van de mij omringende rotsrichel, van al dat prachtigs, in een streek waar water in wijn veranderd, uiteindelijk in wijn, maar nu nog in de druiven, mooie blauwe druiven, zit, Syrah-druiven, zo links en rechts pak ik een klein trosje en eet ze, proef ze, bijt er in zoals anderen aan een maiskolf kluiven, ze zijn oogstrijp, heerlijk fris-zoet.

De laatste klant was in Alignan du Vent, helaas de laatste, want ik wilde er nog eentje, in Cébazan, in het achterland bij Beziers, laden, maar helaas. Ondanks dat iedereen nog op zijn post zat, hadden ze geen lust meer er bij mij een paar palletjes er in te zetten, evenzo bij mijn iets later aankomende collega waar ik een lange tijd mee heb staan kletsen, lang, zoals doorgaans eigenlijk alleen maar oude wijven doen, tegen mijn gewoonte in wel meer dan een uur, maar toen, daarna, toch even een stukje fietsen.

Na een half uurtje slenter ik terug naar het, zoals ik dat ooit heb horen noemen, zweetijzer, de laatste vogels klapwieken in de verte; ik pluk nog een druif en zie de bergwand goedkeurend knikken. Het is nog steeds bewolkt, maar het regent allang niet meer en ik stap weer op het rijwiel, naar een eerstvolgend dorpje waar ik een paar uur tevoren met de truck langsreed, Cazedarnes, en vandaar rol ik terug, in de hoogste versnelling de lichte glooiing af terwijl het inmiddels vrijwel donker is.

Even nog stop ik, nog een laatste wijntuyl waar ik met wellust in hap, nu, nu het nog kan, voordat het plukmonster door deze vredige velden raast, zoekende alle druiven die zij op haar weg kan verslinden, voordat de oogt wordt binnengehaald.

Aldus schreef ome Willem.
---