Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 23 augustus 2013

De dafpatser

Niets leek een klaterheldere dag in de weg te staan toen ik bij het krieken der dag ontwaakte, maar eerst moest ik de zogenaamde bewaakte parkeerplaats af zien te komen en aangezien de beheerder vermoedelijk met vakantie of anderszins afwezig was kon alleen betaald worden bij en in een volstrekt donker staande parkeerautomaat; ik ondernam enige pogingen, maar alles bleek niet te werken en de enige betaalwijze bleek thans muntgeld te zijn; de rest, betaalpas of biljetten, deed het niet meer; nergens natuurlijk, rond half zeven, "iets" open om te wisselen.
Hoe nu, letterlijk, verder, en ochtendmopperend begaf ik me naar het voertuig. Immers, ik, en met mij een paar anderen, werden domweg gegijzeld doordat we de parkeerplaats niet af konden, op de ene na die toevallig wél voldoende muntgeld bij zich had.

Terwijl ik de fiets uit de rijdende stalling (de oplegger) haalde waarmee ik dan maar stadinwaarts zou gaan rijden om "ergens", wellicht bij een vroege boulangier, te gaan wisselen, kreeg ik een inval. Langs de betonblokken snorde ik het terrein af, fietste terug naar de ingang en trok opnieuw een kaartje en warempel, het werkte, en aangezien parkeertijd van een uur en minder niet betaald hoefde te worden, parkeerde ik het traporgel terug in de kar en reed, dit keer, kosteloos met het nieuw getrokken kaartje het met slagbomen afgezette terrein af; ontworstelde me aan de gijzeling.

Vlakbij was het laadadres, nog geen drie, vier minuten rijden; het hek was nog dicht, maar ik was wel de tweede die er aankwam om te laden, en toen er om acht uur met laden werd begonnen, stonden er al zes, zeven trucks; op sommige adressen kan het soms best druk zijn, kun je dus, wil je een beetje op tijd weg, beter zorgen dat je dé of één van dé eerste, bent.

Ruim twintig ton, 27 paletten, en inmiddels, terwijl de heftruckchauffeur de boel er in zette, zag ik, en zie, vanuit het zuiden betrok de lucht met grimmiggrijze wolken, wolken die uit het niets vandaan leken te komen en al spoedig het klimmende zonlicht temperden; rond tien uur was ik geladen en ook de papieren, toch doorgaans altijd al een wachtdrama in Frankrijk, gereed, zodat ik vertrok met het oude Dafje, een heel eind richting Nederland.

Oude Dafje, met het klimmen der kilometers verloor het wat trekkracht, de paardenkrachten nemen, net als bij normale mensen, wat af, dat is niet iets ongewoons. Na Beziers snorde ik richting Millau en na Saint Felix, ja, na Lodevé ontmoet de reiziger een enorm stijle weghelling, zeven kilometer lang, en met een totaalgewicht van 40 ton kroop ik, samen met de oude schicht, met 20 per uur naar boven; de buitentemperatuur was 33 graden, zorgwekkend nam ik de stijgende koelvloeistoftemperatuur waar; die werd hoog, zeer hoog, zo hoog dat ik besloot de kachel met aanjager en al aan te zetten; eventjes, een tel, kreeg ik een rood "te heet" signaal op het display van het dashboard, net toen ik bijna boven was, maar daarna was 't weer weg; zwetend kwamen we, het Dafje en ik, boven: de oude knarren hadden het weer gered!

Wie de weg kent, weet het, we zouden nog veel meer hellingen soldaat moeten maken, maar allen minder erg dan deze eerste. Inmiddels was ik onder het grimgrijze wolkendek uitgekropen, al voor die helling trouwens, en met veel plezier joeg ik de oude krachtpatser de kale, met schapen bezaaide en groen gras begroeide, hoogvlakte, over, op weg naar de volgende hindernis; de altijd zo stille en rustige weg was druk, té druk en het wemelde van teveel terugkerende toeristen zodat ik besloot om reeds voor La Valiére er maar af te gaan, over een stuk volstrekt verlaten "oude" weg en al gauw reed ik naar beneden, langzaam traag, de stad Millau tegemoet en tijdens de afdaling had ik -weer- zicht op het prachtige viaduct waarover ik zelden rijd; langs Millau is nauwelijks om en de route schoner, en vooral vandaag, ook stiller, de tweede klim volgde, de echt oude klim waarmee je drie "afslagen" ná Millau de doorgaande weg weer opkomt en waarvan vooral het laatste deel een nieuwe beproeving werd; wederom maar even de kachel aan en zo ging de reis verder, helling op, helling af, hier en daar stukken naast de doorgaande route hetgeen op zeker moment voor mij en de Daf zich in mazzel vertaalde. Net voor Massiac snor ik meestal de oude weg, eenvoudigweg omdat de afdaling daar met een zwaar beladen truck gemakkelijker is. Dus ook dit keer, er af en daarna loopt de "oude" weg eerst een stuk langs de nieuwe vierbaansweg, een kilometer ongeveer en opeens zag ik er de aanstormende toeristen vol in de ankers gaan: op de weg die ik net verlaten had bleek een file van heb ik jouw daar te staan, maar hoe lang kon ik niet zien. Immers, "mijn" weg, waar ik als een eenzame zwerver overheen rolde, kronkelde zich van de andere af, door wat lage bossaches, bleef hoog op de bergrug terwijl ik wist dat die andere links van mij, in een diepe kloof verdween, zo diep, dat je vanuit de cabine wel de kloof, maar niet de weg kunt zien en na enkele kilometers kronkelde ook mijn weg af naar beneden, reed Massiac door en kwam na het stadje weer de doorgaande weg op waar het opeens doodstil was: vermoedelijk was er in de 15 kilometer ertussen "iets" gebeurd waardoor het verkeer niet meer verder kon en de voertuigen die mij daarvoor met zo hoge snelheid in hadden gehaald heb ik nooit meer teruggezien. En, vermoedelijk, kent "tomtom" de oude weg niet meer, want ook na mij kwam er niemand op het idee de voormalige doorgaande weg te nemen; immers moest de file wel tot de afslag waar ik afsloeg wel zijn aangegroeid. Maar ja, er zijn tegenwoordig ook al zoveel topobeten

Clermont Ferrand, Saint Pourcelain, de weg op langs Moulins, Nevers en steeds weer verder, de warme dag door, de oude, stoere, Daf wist niet van ophouden en op weg naar Auxerre waar ik niet meer, althans vandaag niet meer, zou komen daalde de de zon in de mooiste kleuren, zakte rond negenen achter de horizon terwijl ik een half uurtje later in een buitenwijk van Clamency de gordijnen dicht trok en het Dafje dat de hitte had getrotseerd, ja, zich als een ouderwetse patser had gedragen, laat afkoelen van de verhitte reis.

Aldus schreef ome Willem.


---