Rond de middag, nadat ik ondermeer Nimes, Bagnols sur Ceize en Donzére achter mij had gelaten, toefde ik een wijle te Montelimar, genoemd naar Adhémar, een rijke familie uit de twaalfde eeuw die de stad Monté (kleine berg) Adhemar gaf en nu tot Montélimar geworden is, de stad ook waar de ontdekkingsreiziger Louis de Freycinet werd geboren en waar de Franse President, Émile Loubet lange tijd woonde en stierf, Loubet die als president in 1900 de wereldtentoonstelling in parijs, met de zojuist gereed gekomen Eiffeltoren, opende en dat het stadje nóg meer bekendheid geniet om zijn lekkernij, de nougat, moge wel als algemeen bekend worden veronderstelt.
Aan het einde van de middag snorde ik reeds door de Côte d' Ore, Arnay le Duc, Saulieu, over de voormalige N-6, één van de mooiste wegen, stil, door fascinerend landschap. Inmiddels vochten, hoog in de lucht, de wolken om het hardst terwijl de onderliggende temperatuur minder warm was dan de dagen ervoor; de weersextremen, overstromingen hier, droogte daar, de kanteling in de tijd is niet alleen waarneembaar, maar ook voelbaar geworden en tijdens mijn reis door de noordelijke Morvan bliezen wolkenlegers de bazuin en terwijl zonnestralen de scharen van de kreeft raakten was het, alsof ik aan de Hiddékel stond; al rijdende schoude ik, aanschouwde ik, hief mijn ogen op; die wolken, alsof ze de boekrol opende; 't zijn apocalyptische tijden, alsof de grote ontknoping naderde, zomaar, boven de heuvels van de Morvan, alsof de Eigenaar zich melden kwam.
![]() |
........... |
Niet, even nog niet, ook de langste dag eindigde in een avond, gevolgd door de kortste nacht en midden in een pittoresk, onbeduidend dorpje en onder het alziend oog van de oude kerktoren, tussen Montbard en Châtillon sur Seine, vond ik een rustplaats voor mij en de oude Daf en terwijl de wolkenbazuin in onweer nog nagalmde viel ik al dromend in slaap.
Aldus schreef ome Willem.
---