Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 19 januari 2013

De nagedachtenis.

Tunnels zijn vreselijk, en ik meen mij bij het doorgaan altijd in al dan niet een verlichte rioolpijp te wanen: ze stinken, je ziet niets van de omgeving en bovendien zijn ze niet ongevaarlijk: toch hebben in de winter één voordeel.

Donderdagmiddag koeste ik vanaf Turijn pal naar het westen, inderdaad, richting Frejus, de bijna dertien kilometer lange tunnel van Italië naar Frankrijk waar zes jaar over gebouwd werd en in 1980 gereed kwam. Het weer was uitbundig zonnig, tien graden en er woei een onstuimig harde wind die boven op de gletsjers heuse sneeuwstormen veroorzaakten; een fascinerend vergezicht.

Eén voordeel heeft een tunnel, er valt nooit sneeuw. Vandaar dat ik deze ongebruikelijke omweg nam: via Zwitserland zou ik ongeveer twee uur korter rijden, maar de Grand San Bernard vertrouwde ik niet overmits ook de Jura vrijdag aan zware sneeuwval onderhevig zou zijn, benevens ook Albertville. Geen risico dus, al reed ik het aanvankelijk met een weinig tegenzin.

Toch: vanaf Turijn snorde ik de oude weg, en vooral op het eerste stuk was ik jaren niet geweest, maar ik kon mij er ook barweinig van herinneren en wat ik mij er van herinnerde zag ik nergens meer terug, bijna nergens.

Kennelijk herinner je dan iets dat er niet meer is, of, en dat is mij al meerdere keren overkomen, herinner ik mij iets wat in werkelijkheid nooit is geweest en blijken ze niet met de werkelijkheid overeen te stemmen, ook niet met de vergankelijke werkelijkheid.

Halverwege de route naar de tunnel passeerde ik Susa, althans, het voormalige douaneterrein; de ingang met het douanehokje stond er nog voor de helft, de andere helft bleek kennelijk afgebroken en verwijderd. Of? Had het er wel ooit gestaan?

Het liep tegen drieën toen ik naar boven klom, en niet veel later reed ik door de stinkpijp: halverwege ging ik de grens over.

Met herinneringen is het toch al eigenaardig gesteld: van de meest belangrijk gebeurtenis in zijn leven, van zijn geboorte, herinnert de mens zich totaal niets, maar misschien heb ik het wel mis.

In frankrijk bleek een ander weertype de overhand te hebben. Grote mist- en nevelwolken, boordevol ongein en potentiële narigheid, de sfeer was beklemmend, met een noodgang stoof ik het dal van de Maurienne door, langs de voet van L'Isèran, de Telegraphe, de Croix de Ferre, de Glandon en de Madeléne die allen gesloten bleken, eerst op weg naar Chambèry terwijl het langzaamaan begon te sneeuwen.

Inmiddels donkerde het reeds, reed na Chambèry door de L' épine richting Lyon en hoe westelijker ik kwam, des te minder sneeuwde het en die avond reed ik nog door tot voorbij Macon.

De volgende dag, vrijdag, de laatste loodjes, op weg naar huis en ook dit keer koos ik voor de laagste route, natuurlijk weer over Vitry en Charleroi, over de Franse stokbroodvelden die nu onder een dikke sneeuwlaag bedolven lagen en door een barre sneeuwwoestenij; slechts een dunne zwarter streep diende als richtsnoer door de witte velden waar alleen zo hier en daar een zwerm kraaien zich langs de weg ophielden.

Kraaien: misschien heb ik het mis, misschien is er een nog veel belangrijkere gebeurtenis in 's-mensens leven, want aangezien de mens aan de vergankelijkheid is prijs gegeven lijkt mij de vraag gerechtvaardigd hoe, hoevele en of de mens zich zijn nog belangrijkere gebeurtenis, zijn sterven, zal herinneren.

De nagedachtenis.

Aldus schreef ome Willem.


---