De eerste klant vandaag, Osnago, onder de rook van Milaan, ik was er zo van af en toen de mierenhoop in, de Milanese ochtendspits, dat duurde een uur en daarna even stevig door. Hoog in de lucht grijze sluiers, bedompt weer, zoals zo vaak hier, de zon kwam er nauwelijks door. Rond de middag lossen in Piobesi Torinese, onder de rook van Turijn, en ook daar was ik relatief snel de lading kwijt.
Welke rivier het was, ach, ik weet het niet, had er geen idee van. Opeens ontwaarde ik boten, roeiboten, en ik elke sloep zat iemand, ik meende zelfs enigen te herkennen en terwijl ik nauwkeuriger probeerde te kijken hoorde ik een stem vanuit het water, ik schrok, beefde van schrik, de stem, de stem uit het niets dan water.
Terugladen bij hetzelfde adres als een week terug, weer, eerst door typerende Italiaanse dorpen, Villa-Stallone, Canale, Monté, Isola 'd Asti en nog veel meer, door fraaie akkers door, op zeker moment werd het heuvelachtiger en meteen bevond ik mij weer in de prachtige wijnstreek, kasteeltjes, briljante vila's.
Merkel, D'Hollande, Berlusconi, de stem maakte mij de namen bekend van die, die elk in een sloep gezeren was, ik herkende ze ook en toen ik weer beter keek zag ik op elke roeiboot het euro-teken en allen, allen zaten met de rug naar stroomafwaards, ze schreeuwden, schreeuwden naar elkaar, ik herkende de kraakstem van Angela "roeien, kom, roeien, harder, we roeien ons op weg naar het Eutopia!" Ik knipperde met de ogen.
De handel zat er met een uurtje in, en toen op weg, over de superstrada naar Vercelli, het was heet en de sluierwolken van hedenmorgen hadden zich inmiddels aaneengesloten, er onstond een kortstondig tempeest, een klein beetje regen, op weg naar Aosta.
Ze roeiden, allen, alsof alles er vanaf hing, en ze meenden dat ze vooruit gingen, bij elke slag die ze met de roeiriemen maakten scheen de boot stoomopwaarts te varen, en ten opzichte van de waterspiegel leek het ook zo. Leek ja.
Nadat ik in Aosta was aangekomen de fiets uit het laadruim, ik snorde het dorp in, trachtte wat te herkennen want een slordige 25 jaar geleden wandelde ik hier twee dagen rond, ooit, tijdens twee sneeuwdagen in de winter, ik zocht, maar vond niets wat mijn herinnering deed ontwaken.
"De Euro moet gered", riep Rutte, en "lang leve de euro" riep de Spaanse president en ook alle andere leiders roeiden en roeiden, "we redden het, we gaan vooruit" schalmde weer een ander, het was een heel gekrakeel op het water.
Maar. Toen ik naar de oevers keek en de boten zag, schrok ik hevig, want ondanks hun inspanningen bleek alles nutteloos, de rivier stroomde te snel, ze dreven, in tegenstelling tot wat ze meenden, stroomafwaarts en weer riep de onheilspellende stem, de geheimzinnige: "Het heeft geen zin, vertel ze het niet. Aan steekhoudende argumenten hebben ze geen boodschap. Ze zullen je niet geloven!" en inderdaad, ik schreeuwde over het water dat hun roeien een illusie was, en ook waaróm, maar ze lachten mij meewarig aan.
Onderweg snoof ik de heerlijkste geuren op, en op de terugweg werd het zelfs lekker fris. Ietwat vermoeid dook ik, niet veel later, mijn etui in, al snel sliep ik.
Een donderend geluid vulde mijn oren, de rivier, de brede rivier naderde een enorme waterwal, het water stortte wel honderd meter naar beneden, en alle politici zaten er met de rug naar toe, al roeiend hun ondergang tegemoet, dra is het zover!
Opeens begreep ik, het visioen, de mythe van de vooruitgang waarin politici ons willen doen laten geloven, de kanteling die niemand waarnam, het aanstaande drama: ironisch genoeg gaat Mammon ons de das om doen.
Met een schok werd ik wakker, wilde recht op gaan zitten, maar stootte mijn bol tegen het bovenbed, ik wreef door mijn haren, schudde bedwelmd mijn hoofd, het nachtgezicht speelde mij parten, ik dacht na, nam mij voor er over te zwijgen. Zinloos, er zal toch niemand zijn die mij gelooft.
Aldus schreef ome Willem.
---