Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 10 mei 2012

het eenzaamlicht.

Geloof aan mijzelf is één van mijn voornaamste kenmerken, een noodzakelijke voorwaarde, noodzakelijk wil ik niet aan miskenning en tegenwerking ten gronde gaan, want ik ben een tragedie op zichzelf.

De reis loopt aardig in de soep, om het zo maar eens te zeggen, want hoewel ik vanmorgen vroeg vertrok, de lading voor de afgesproken tijd kwijt was, blijkt geen enkele terugvracht klaar te zijn. Mislukte planning dus, maar het geeft mij tijd om de omgeving te verkennen, mijn gedachten weer eens de vrije loop te laten.

Uit te steken boven anderen is eigenlijk alleen benijdenswaardig in de ogen van die daaronder zwalken, want die kennen niet het gevoel van de eenzaamheid, van het leed van de verlatenheid van de eenzame, de weemoedige smart van het niet-begrepen-worden.

De weg Besançon-Bourg en Bresse lag er weer schitterend bij, het had geregend, de flora liet zich van zijn beste kanten zien, bloeiende lagestumia's, kastanje's in diverse kleuren, akkers en velden met boterbloemen, de paardenbloemen zijn hier reeds pluizenbolletjes geworden, paarse scabiosa, veldlelie's.

Strijd. Strijd om erkenning, het vechten tegen twijfel, tegen allerdaagse sleur die mij wil beletten op te stijgen. Scheppingsdrang vreet en woed in mij zonder ophouden, gunt mij geen enkele rust, sloopt en verteert mij en het zweept mij voortdurend op, van minuut naar minuut, van uur naar het volgende uur.
In de middag zette ik het Dafje stil, een tien kilometer voor Macon, een eeuwenoud stadje en ik trok er met het rijwiel op uit, eerst de Saône over en via lommerijke landerijen bereikte ik Saint Laurent, dat eigenlijk op een eiland in de rivier ligt en met een prachtige oude brug met Macon verbonden is.

Men noemt het een voorrecht, spreken soms van zegen van boven, maar wie, ja wie, begrijpt in plaats van benijdt? Met verbaasde ogen ziet men, leest men, luistert, rekken de hals en vragen zich af hoe het mogelijk is dat één iemand dit alles heeft kunnen voortbrengen.

De winkelstraten van het oude stadje bleken pover, er schelde een naargeestige, door luidsprekers voortgebrachte, "pop"-muziek door de wandelstraten waarmee het publiek vergiftigd werd, je zág het aan ze, de stierstoere mannen die uit de massa wilde breken, de vrouwen en meisjes gefocust op niet bestaande eeuwige jeugd, gegrepen door de modegod die hun wijs maakt dat ze hun schoonheid moeten en kunnen handhaven, schoonheid jegens mensen die ze niet eens kennen, waarvan ze niet eens houden, een bizar schouwspel en ik besloot te vluchten, vluchten, en liet die arme Fransen gehoorvergiftigt achter.

Maar ach, wie voelt de pijn, de ziellepijn die aan al dat schrijven kleeft, het gemoed dat brak door emotie, wie snapt de weemoed en de achtergedachten van de immer voortschrijdende drang die dit alles deed geboren worden?

Even buiten Macon bezocht ik een immense supermarkt, oerlelijk, zeker, en rondom een enorm, evenzo wanstaltig, winkelcentrum, opgetrokken uit strak grijs metaal en alles leek op elkaar, gevolgen van misarchitectuur, de fout van de koopeeuw waarin bezit, heb en kopen een religie werd.

Scheppen is voortbrengen, baren in nood, smart en pijn om daarmee uiting te geven aan al wat inwendig woelt, leeft, brand, zingt en vecht, het kennen en weten van de openbaring, het bewust zijn van zegen en vloek, van de Hogerhand.

Nadat ik wat fruit en schapenyoghurt had gekocht, snorde ik terug naar het Dafje, de avond taande reeds, de zon wierp lange schaduwen, de avond is nog immer zwoel en ik peins verder, hoor woorden en klanken, inzicht en diepte overvalt mij, voel mysterie, voel het niet alleen, maar zie het, doorgrond het, sta binnen, zie en doorgrond datgene waar anderen staan voor een zevenvoudig gesloten poort.

Dat is geen geluk, nee, dat is geen geluk, maar leed, diep pijnvol leed, het doorgeven van het geven, het sloopt mij, het kennen maakt mij eenzaam en in mijn eenzaamheid ben ik een brandpunt waarin het gevoel van allen samenvloeit, van allen, hoog en laag, groot en klein.

Wie is het toch, die de woorden met mijn handen, met mijn gedachten, ja, met inzicht schrijft?

Hoog, stijg toch hoog, eenzaam hoog, als Icaris, zo hoog, om vandaar het licht over allen te verspreiden.


Aldus schreef ome Willem.
---