Eigenlijk een eenvoudige routineklus, over aloude wegen waar ik al jaren kom, hier en daar een haartje anders terwijl ook in de loop der tijd de weg zelf veranderde: veel dorpjes waar je niet meer doorkomt, maar in gedachten doe ik het nog steeds, herinner me een bepaalde boulanger of een stop bij een wat vaag dorpscafé.
Hoofdschuddend, en enigszins bedroefd, of beter, melancholisch, liet ik het rijwiel 't viaduct afrijden, op weg naar de Saône, naar de hangbrug bij Montmerle en terwijl ik zwijgzaam doortrapte floten duizenden vogelklanken langs mij heen, verfeden de geuren de kleuren; klaprozen, niemandsverdriet, oranje zomerbloeiers; wat zijn ze weer anders dit jaar!
Chalon, Vitry en na Saint Dizier de weg op naar Chaumont, langs gesloten etablissementen, waar ik ooit nog binnen ben geweest, toen, toen ik jonger was dan nu en de neringdrijvers veel ouder waren dan mij. In gedachten zie ik ze nog voor me; hoeveel zouden, tot op heden, de tijd nog hebben overleefd?
Rond de middag, toen ik, via Langres bij Dijon even de snelweg opreed en bij Macon deze verliet, besloot ik voorbij Belleville een pauze in te lassen. Net na het dorpje Saint Georges de Reneins haalde ik de trapharley uit de kar en reed de richting uit waar ik de Saône vermoedde en daarbij kwam ik over een snelweg, Route de Soleil genaamd.
"Was ik een uitstervend fenomeen?", zo vroeg ik me af nadat ik de kentekens van de voorbijsnorrende trucks had gespot, want waar voormaals regelmatig landgenoten voorbij stoven, zag ik er vanmiddag bijna geeneen meer.
Na een uurtje terug bij de trouw wachtende Daf, en toen naar het losadres: ik wist het, het was voor morgen zodat ik de verdere dag gelegenheid had er op los te sporten. Dit keer klom ik eerst een weiing omhoog, richting Vienne om daarna via een prachtig mooi slingerpaadje door doodstille natuur na een kleine dertig kilometer weer terug te keren.
Laat in de avond denk ik weer terug, aan het moment op het viaduct, het moment dat ik die plek hoofdschuddend verliet. Natuurlijk, voor de helft franse kentekens onder het vrachtvervoer, maar daarnaast zeker zes op de tien met witte platen uit het Oosten: Litouwen, Polen, Slowakije, Bul- en Hongarije en Roemenië en ik kan mij niet aan de indruk van voorbedachte rade onttrekken. Voorbedacht, destijds, "het" transport naar het oosten. Hoe dan ook: feit is, dat van de eens zo bloeiende Nederlandse transportsector nog slechts hier een daar een laatbloeier te vinden is.
En ik, ik blijk één van de laatsten te zijn.
Aldus schreef ome Willem.
---