Het boeide mij, vanaf de noodkant van de vlakte, een aanblik van slechts even, een half uurtje hooguit, toen verdwenen de kleuren en werd alles louter wit, gewassen door het licht. Net onder de sneeuwgrens nog een grijsblauwe rand, aftekenend tegen de overwegend groene vlakte.
De lucht geklaart, hemelsblauw, en immer weer de klanken van het stilgezang; toen ik het Aostadal in reed en de schaduw-zonlichtgrens op bergwanden volgde. Langzaam maar zeker liep ze naar beneden, steeds verder de berg af, dieper, het dal in, voornaam, als wakker geworden wijsheid, totdat haar stralen ook de bodem raakten.
Het woei er hard, vooral tussen Ivrea en Quincinetto, maar zelfs in Aosta was het nog rond tien graden, voelde, toen ik even buiten liep, tintelingen in 't gezicht, werd gekust door de zon terwijl ik het mij met samengeknepen ogen liet welgevallen.
Hoe anders was 't aan gene zijde, toen ik Paese Beppe achter me had gelaten en Zwitserland binnenging, grijs, koud en een lichte sneeuwval. Het vroor, en het bleef onder nul, in Martigny, maar ook langs het meer (lac Léman), waar geen sneeuwval en wolken meer waren. Lichte rimpelingen deden ook hier wind vermoeden, en als 't niet zo koud was kon het zomer zijn. Toch ook weer niet, want de kale wijngaarden en het meer zonder zeilen vertelden in laatste woorden het einde van de winter; weldra moge het anders zijn.
Ook in het tweede jaar van de nieuwe tijd sleept ze zich voort terwijl het aan alles te merken is; teugels van weergoden blijken steeds losser gevierd, boosaardig stortten zij hun onheil uit; nog voor Pontarlier kwam ik in een sneeuwstorm terecht, voor even, een tien minuten, totdat de zon fors aan de teugels trok, toen was 't over en reed ik in volle zon. Even, want op weg naar Lure naderde ik intensgrijze wolken en weer kreeg Bianca Blance vrij spel, belemmerde mijn zich tot nauwelijks twintig meter, alsof ze door een flinke stuiptrekking werd overvallen: de sneeuwval net zo plots als ze kwam, en weer snorde ik als gewonnen in de volle zon over de heuvels van de Haute Saône.
De kille kussen van Bianca kwamen steeds opnieuw, met steeds minder vlokken, natter, wat duidde op iets warmer weer, maar ondanks dat bleef het koud, te koud.
Al vroeg kwam ik stil te staan, net voorbij Epinal waar het, ook daar, te koud is voor deze tijd van het jaar.
Morgen nog een laatste stuk en in nachtelijk duister tracht ik tussen Nancy en Metz de kille blikken van Bianca te ontvlieden en daarna, onder belooft zonlicht langs Weiswampach Nederland te bereiken. Lossen doe ik maandag pas.
Het is mij wel duidelijk! Bij andere tijden verschijnt dus ook ander, losbandig, weer waardoor alle opwamingstheologiën dienen te worden geherijkt.
Aldus schreef ome Willem.
---