dinsdag 20 oktober 2015

De halfmaan

Eindelijk; na enkele dagen weer vertrokken; echter leek het erop of het een bijna-kopie zou worden van de afgelopen week. Alleen: maandagmorgen laden te Maarssen en wederom voor de zuidoostkant van Lyon; maar toch blijkt de reis dit keer vol verassingen te zitten.

Het eerste betreft het weer. Donkergrijze wolken; geen enkel zicht op de sterrenwereld; geen zon. Niets! Daarnaast blijkt dat de herfst flink heeft toegeslagen: duizenden tinten bruin tussen sparren- en dennengroen en zo snorde ik maandag via de Ardennen naar Frankrijk; wist er, toen het reeds donker was, Vesoul te bereiken waar ik een plekje voor de grote auto vond.

Met betrekking tot het eindspel; het zijn overigens niet de enige redenen die ik vorige week aanhaalde; andere oorzaken die berusten op feiten geven aan dat de laatste zetten in het eindspel gedaan worden; één van de oorzaken is dat web-logs en blogs steeds minder worden bekeken en gelezen. Nagenoeg iedereen heeft zich verslingerd aan allerlei andere media zoals twitter (kwebbel) en gezichtsboek; zaken die niet voor bij bestemd zijn.

Vanmorgen zette ik alweer vroeg de zaak in beweging; er bleken open plekken in het wolkendek te zitten; sterren getuigden daarvan, met name in het oosten waar een uiterst helder licht waarneembaar was; zo helder, dat ik een conjunctie van twee planeten vermoedde: jupiter en venus terwijl ik ook, zei het wat zwakjes, de rode planeet zag klimmen; de maan, reeds weer half, was reeds in 't westen ondergegaan en buiten: buiten was het kil en koud; zo rond de twee, drie graden.

Lange tijd reisde het fascinerende hemelteken met me mee; 't leek een lang verhaal, een onhoorbaar gezang te zingen; twee uur lang, totdat, nadat ik bij Lons le Saunier de truck de bergen in joeg, de dageraad de ster verbleken deed.

Een wijle pauzeerde ik nabij het meer van Nantua om daarna verder over de Cherdon naar Saint Vulbas te snorren; twee uren vroeger dan afgesproken meldde ik me bij het losadres. Een losadres waar je niet erg vrolijk van wordt. Een adres dat het plezier dat voor het vak nog over is bijna geheel doet laten verdwijnen: geen ontvangst meer door mensen.

Met de vrachtbrief naar een smoezelig stinkhok waar een met ziektekiemen besmet scherm staat waarop diverse zaken op de juiste methode moeten worden ingetikt. Nadat ik de laadreferentie intikte verscheen direct "U bent niet op tijd" in beeld. Nee. Vanuit Nederland twee uur te vroeg is dus ook al niet "op tijd", zo bleek.

Daarna moesten er allerlei andere gegevens op het scherm worden aangetikt: zelfs mijn telefoonnummer, naam, kenteken: noem maar op! Eindelijk, na veel schermgetik verscheen er een viercijferige code waarmee ik kennelijk de slagboom kon openen. Vóór mij twee Bulgaren die ook trachtte binnen te rijden; maar kennelijk niet erg bedreven in het tiksysteem bleven ze voor de gesloten slagboom staan. Uiteindelijk kwam er "iemand" aan die de boom maar handmatig opende. Immers bleek onderhand dat het lospersoneel duimen stond te draaien.

Daarna het voertuig tegen het losdok; entré interdit, dus lossen en wederom geen contact meer met enig levend wezen dan alleen andere wachtende lotgenoten: hoe idioot kunnen "ze" het bedenken.

Nóg een reden om wat laatste zetten te doen, is dat de laatste weken de reizen min of meer 't zelfde werden; hoewel: zoals ik ooit eens eerder schreef: steeds elke reis is anders!

Maar dit keer krijgt de reis een plotselinge wending omdat er een groot aantal adressen in 't zuiden op mijn komst wachten en daardoor vertrok ik, toen ik op dat mensverlaten oort gelost was, op weg naar Grénoble om vervolgens de route naar Sisteron op te gaan; de weg over de Col de Croix Haute waar wederom zinderende vergezichten vol met beherfste kleuren mijn ogen vulden. En na de col brak de zon door; stijgende temperatuur, zestien, zeventien graden, genietend van de prachtig lichtgele peppels in de rivierbeddingen; door de bladvallende bomen zag ik stroven van Beethovens tripple, zag de trillende snaren van de cello: muziek van Beethoven, de dove Beethoven, kun je zien!

Nog bij daglicht bereikte ik Rians, het dorpje, stadje, waar ik jaren terug mijn reeds alweer enige jaren geleden overleden vriend Helmer voor het laatst ontmoette en precies daar, waar we elkander voor 't laatst tegenkwamen, zette ik de truck neer; onwillekeurig ging er een siddering door mij heen en ik fietste, gewoon zonder jas, naar boven, het stadje in; keek er wat rond; zou hij hier? Zou hij daar? Vlak voor ik terug zou gaan stapte ik het plaatstelijk café binnen; dronk er koffie en ik wilde de barman vragen, vragen of hij "Die Nederlander" gekend had, maar deed het niet.

20 oktober, ik denk honderd jaar terug: nog steeds woedde de Grote Oorlog: vlak bij de Belgische grens eindigd ten koste van ontelbare jonge kerels de Slag bij Loos; ver weg, in 't oosten van Turkije en Syrië worden één miljoen Armeniers over de kling gejaagd: honderd jaar later wordt door juf Merkel aan Sultan Erdogan drie miljard euro voor opvang van vluchtelingen toegezegd; omgerekend drieduizend euro voor elke vermoorde Armeniër.

Verbijsterend, verbluffend, tergend; hoe geschiedenis zich ontrold, hoe eindeloos kort het collectieve mensengeheugen; een tijd met leiders zonder inzicht met uitspraken zonder uitzicht. Als ik terugkom bij de truck is de zon reeds achter de westelijke bergen; een prachtig avondrood streelt een wolk rose en reeds kijkt een Turkse maan vanuit de hoogte.

Opeens heeft het eindspel nog wat zetten achter de hand.
Aldus schreef ome Willem.


.