Net 't Midden-Oosten; op vele winkels arabische opschriften naast doorgaans Franse teksten, Brussel-Anderlecht waar de autochtonen die nog over zijn gewoon Vlaams spreken; vlak aan de stadsring, de Passerstraat, in 't Frans Rue du Compas, het straatje er achter en waar ik niet in kon. Links en rechts vloog razend verkeer als ongeleide projectielen lans mij heen; een contrast, levensgroot contrast met de bergen van de dag er voor.
Natuurlijk ging ik weer vroeg op en snorde aan één stuk door naar de Duitse grens en moest daarvoor vanaf Thionville rechts af; onderwijl mijn gedachten met droefheid bemand. Natuurlijk was de Moezel bij Schengen mooi, de weg naar Saarburg fantastisch en de vergezichten op weg naar Hermeskeil zalfden de ogen. Voorbij Hermiskeil het laadadres, een paarduizend flessen water en met dat water in de kar snorde ik verder voor een laatste palet.
Het Dafje moest er goed aan werken, maar daar kreeg hij en ik ook wat voor; uitzicht over een eindeloos lijkende groene bomendeken. En toch. Toch kon ik het niet opbrengen fotoos te knippen want een zekere zinloosheid ontglipte mijn handen, mijn denken, mijn ik.
Uiteindelijk kwam ik te Lieser, aan de oever van de rivier die de noordkant van de Hunsrück bepaald, het riviertje dat zich al eeuwen een weg baant tussen twee gebergten waarvan de hellingen gestoffeerd zijn met wijngaarden; voorzien van jong, pas ontsproten, groen.
Vanaf de oever van de Moezel kroop ik, nadat het laatste paletje er in zat, aan de noordkant naar boven en via Wittlich denderde ik die middag huiswaarts om de volgende dag te lossen en te laden in Amsterdam en vandaar weer op weg te gaan; nu met driekwart van de kar vol voor een adresje tegen het centrum aan van de Belgische hoofdstad; tevens de stad waar tegenwoordig de meeste, doorgaans nogal als onzinnig ervaren, Europese regeltjes vandaan komen.
In de buurt van het slachthuis bevond zich de klant; in een straatje wat ik niet binnen kon rijden: te smal en wegmeubulair op de haakse hoeken, 'T verliep wat rommelig, het duurde even voordat ik met de juiste persoon contact had; eentje uit Roemenië en die me de weg wees naar een ietwat griebelig vervallen pandje op het slachthuisterrein; niet veel later verliet ik Brussel, of eigenlijk Anderlecht, langs de Steenweg op Bergen.
Gedachten ketsten over en weer door 't hoofd en 't werd warm en drukkend en ik vervolgde via Charleroi de weg naar Beaumont en zakte daarna af naar Momignies vanwaar ik voor de tweede keer deze week Frankrijk binnenrolde. Niet lang daarna doemde voor mij in het vlakke land de heuvel op; de heuvel met daarop de kathedraal, ooit een eerste gebouwd onder leiding van Remigius van Reims; de huidige kathedraal uit 1100 kwam er nadat de eerste na een volksopstand, ook rond 1100, in brand werd gestoken; de stad waar de gebroeder Le Nain geboren werden; drie zeventiende eeuwse kunstschilders die niet of nauwelijks onder deden voor "onze" toppers zoals Rembrandt, Paulus Potter of Gerard Dou.
Lange tijd tuurde ik naar Laon dat ik naderde en ik zocht naar antwoorden op vragen die ik niet stellen kon en het lukte maar niet om achter mijn verstaanshorizon te komen; hoe gedreven ik ook dacht en voortging.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem