Afgelopen najaar stond een collega van mij op drie voorgeschilderde, overigens niet dwingend voorgeschreven, personenvoertuig grote parkeervakken geparkeerd en werd, terwijl hij reeds een paar uur aan het slapen was, tamelijk bruut door de politie gewekt en kreeg het verzoek van de politie te vertrekken omdat hij, volgens de agent, aldaar, ten eerste, niet zou mogen staan en, ten tweede, aldaar gevaarlijk stond. Het behoeft geen uitvoerige uitleg wat dit voor het bedrijf alsmede voor de chauffeur betekende: drie overtredingen tij- en rusttijdenwet alsmede het uit de slaap wekken van de bestuurder en het één en ander werd een naargeestige kwestie waartegen ik, als gemachtigde voor het bedrijf en de chauffeur, een klacht tegen dit laakbare en brute politieoptreden mocht indienen, een klacht, thans met een looptijd van ruim zeven maanden en waar deze vrijdag een hoorzitting in het gemeentehuis van Middelburg over zal plaatsvinden.
Halverwege de morgen verliet ik Evreux en snorde verder de zonovergoten dag door, over een wel vaker beschreven route door uitgestrekte koren- vlas- en roggevelden benevens de eerste zonnebloemen en mais; Les Andelys, Marseille en Beauvais, Amiens: steeds dichter naderde ik de Belgische grens en steeds meer verkeer rolde voor, tegen en achter mij over de weg, de weg die mij, tenslotte, zou voeren naar Nederland, en, gezien het bovenstaande, naar Zeeland, alhoewel dat niet zonder slag of stoot ging.
De eerste hindernis deerde mij niet veel; op de borden bleek de Liefkenshoektunnel door een ongeval gestremd, maar ik moest toch naar Middelburg en koeste vanaf Gent op Zelzate aan en reed, enigszins onverwachts, voor 't eerst door de pas geopende Sluiskiltunnel en, eenmaal daaruitgekropen, bleek het verkeer twee rijen dik stil te staan. Wat bleek; ook de Westerscheldetunnel bleek reeds uren gestremd en door de stremming onstond zo zachtjes aan bij mij een ander probleem: een werktijdoverschrijding. Het was rond zeven uur in de avond en ik "mocht" nog werken tot uiterlijk half negen.
Toch leek alles nog nipt in orde te komen; even voor achten werden de pilonen verwijderd en mocht het verkeer er weer -onder-door; tunnel in, tunnel uit en, met een klein voordeel; thans tolvrij hetgeen 25 euro scheelde en alzo stuurde ik op Middelburg af, op naar het industrieterrein waar ik het voertuig wilde parkeren.
Wilde parkeren, maar helaas. Het gemeentebestuur van Middelburg heeft ooit onlangs in al haar wijsheid besloten om het parkeren van vrachtwagens langs de openbare weg totaal te verbieden en dus: daar stond ik dan. Met een grote vrachtwagen én nog enkele minuten werktijd op de klok die, uiteraard, ook met stilstand zouden verstrijken. Ergens, nabij een meubelboulevard, parkeerde ik het voertuig tegen de regels in en door gezoek overschreed ik de werktijd met een tiental minuten, goed voor een toekomstige bekeuring variërend van 20 tot 500 euro al naar gelang welk land en door wie ik de komende vier weken wordt staande gehouden en oh, ironie, wie daarbij de reden bedenkt waarom ik te Middelburg was aangekomen, zal toch een verbazingwekkende glimlach niet kunnen onderdrukken. Eenmaal het voertuig stilgezet belde ik met de politie die mij verwees, jawel, naar het industrieterrein, maar ik antwoorde dat daar een totaal parkeerverbod gold zoals overigens in geheel Middelburg en zo langzamerhand voelde ik wel aan dat de spreekwoordelijke Wet van Murphy in werking trad. De politie deelde na mijn opmerking mede dat er in bepaalde doodlopende straatjes weliswaar een parkeerverbod gold, maar dat aldaar niet gehandhaaft werd. Toen ik dat hoorde vielen mij de oren van verbazing, wederom spreekwoordelijk, van 't hoofd en reeds spinde een nieuwe klacht tegen zowel politie alswel het Middelburgs Gemeentebestuur door 't inmiddels figuurlijk ontoorde hoofd.
In welk zot en krankzinnig land, in welk idioot en absurd Europa leven wij: er wordt ons wet- en regelgeving opgelegd voor werk- en rijtijd en vervolgens is het niet mogelijk om aan deze wet- en regelging gevolg te geven door allerlei (parkeer)verboden. Hoofdschuddend ben ik in de avond op de fiets gestapt en naar de binnenstad gereden; ik had, zo rond negenen, wel trek in een maaltijd en na enig rondtrappen belandde ik op De Markt, bij een etablissement De Vriendschap waar ik, bij gebrek aan asperges, dit keer maar een stukje Zeeuws lam bestelde.
Gekker moest het allemaal niet worden, maar gezien de Murphywet zat het er natuurlijk wel aan te komen. Toen ik opstond om af te rekenen liep ik langs een tafeltje waar een duitse dame en heer aan de koffie zaten; onder de tafel een zwart beest met witte tanden, die echter totaal onverwachts opsprong en mij te grazen wilde nemen en nog voordat ik au wilde gillen had ik zijn hoektanden reeds in de bovenbeen, net boven de knie; geschrokken zette ik mij op een nevenstaande stoel, grimmig kijkend naar het zwarte loeder dat ik terug had willen bijten. Wat zullen we nou hebben! Binnen enkele minuten kwam een, kennelijk door de uitbater danwel een derde geroepen, wit met rode strepen autootje het marktplein op; politie die uitvoerig met schrijven en een onderzoek begon. Vertwijfeld sloeg ik alles gade; verbazend, zoveel actie en ik verzweeg maar waarom ik "hier", in Middelburg was en waar ik fout stond geparkeerd want "dan zouden ze meteen de actie stoppen", dacht ik bijna hard op.
Voor een vrachtrijder doen ze toch niets en de hondenaanval leek het zoveelste voorteken dat ik in met de klacht in Middelburg niet welkom ben.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem