En wat voor één! Bij het krieken vertrok ik, richting Albenga, en geen bries, maar een ware storm woedde langs de Ligurische kust; linke soep! De plotseling opkomende rukwinden tegen de oplegger op de met viaducten uitgeruste weg, sommige bruggen vijftig, zestig meter boven de grond. Dan is omwaaien geen optie en op enkele stukken reduceerde ik de snelheid tot veertig; de eerste opleggers met afgewaaide bovenzeilen stonden reeds aan de kant; behoedzaam rolde ik verder, trotserend het ontsproten geweld; alsof een woedende geest deze gierende storm over de streek uitstortte; de ruach, en in dit verband is 't opmerkelijk wat dit oude woord, ruach, zowel geest al wind betekend. Maar er is meer.
Aangekomen te Albenga, geknakte bomen, allerhande materiaal her en der verspreid en ik zag een paar verwoeste bloemenkassen. kortom: de storm had hevig huisgehouden, was overigens nog steeds actief, enkele straten waren reeds afgesloten, maar tussen alle natuurgeweld door nam het leven van alle dag zijn aanvang. 'T was acht uur en iedereen trachtte door 't zinderend geweld zijn of haar werkplek te bereiken en daartussendoor, ik, de laadplaats.
Die vond ik, en bereikte die door over een weggetje te rijden langs velden met bomen vol oranje en gele bolletjes; sinaasappels en citroenen, alsook reeds prachtig bloeiende Mimosa. En ondanks de storm had de lente reeds een aanvang genomen: tussen de bomen reeds bloeiende Taraxacum, en ook gele ganzerik, en de rode schutbladen van de nog verder bladloze Bougainvillia's.
Bij het laadadres even wachten, maar toen ik aan de beurt was, zat de bubs er zo in en snorde ik naar een volgend adres, een adresje verscholen midden tussen Ligurische Alpen, daar, waar ze overgaan in de Apennijnen, dus een aardig stuk door de storm doorrollen; weer direct vanuit soms lange tunnels, getart door windstoten, over metershoge en jarenoude bruggen met lange, dunne betonpijlers; hier en daar prachtig uitzicht op een met schuimkoppen bedekte zee, dan weer een tunnel in; opperste concentratie, maar zo maak je wel wat mee.
Na Savona minder straffe storm, dan langs Genova, over de enge brug, een ronde slinger en dan richting Livorno, tot net voorbij Rapallo waar ik afsloeg om de bergweg naar Busallo op te gaan. Tussen de bergen was de stem van de storm niet meer te horen: een zekere tegenstrijdigheid klinkt hier, want het oude woord ruach heeft als betekenis niet alleen wind en geest, maar ook stem; kennelijk horen die drie bij elkaar.
Aardige mensen, daar tussen de bergen. Het laden ging voorspoedig, ik zou er vol komen, maar aangezien er nog een andere klant was met twee paletten, laadde ik de zaak zo, dat ik nog twee paletten ruimte over zou houden; dat lukte, zij het met veel kunst- en vliegwerk, zoals de uitdrukking het noemt. 'T was voor een kant die de hele week al naar het thuisfront had gebeld of we alstublieft wilden komen, of het toch echt deze week opgehaald kon worden, dus ja, dan span je je daarvoor in, is 't niet?
Maar om er nog een beetje op tijd te komen moest er nog wel even wat "gedaan" worden. Eerst de bergweg over, vijftig kilometer, al slingerend, totdat ik bij Busallo kwam en één van de vier slingerende snelwegen van de kust naar de Po-vlakte kon oprijden en daarna vol het gas er op; met totaal vijf en dertig ton, gaan als de wind die overigens, nadat ik Alessandria voorbij was, nog steeds ferm vanuit de zee en vanover de bergen over de vlakte van de Po woei.
Vanaf Asti raasde ik verder, een omweg van 100 kilometers, en net voor vijfen meldde ik me in Canale bij een collega-transportbedrijf voor de twee paletten; die twee paletten waar de hele week al over was getelefoneerd, gemeeld en wat dies meer zij.
Het transportbedrijf waar de twee paletten naartoe zouden zijn gebracht. Zouden zijn, maar helaas. Na enig heen en weer gebel, en na verontwaardiging bij het transportbedrijf kwam de aap uit de mouw: de paletten waren gebracht noch opgehaald; plotseling werd ik met stormheid geslagen. Ze stonden nog op een adres, nog achter Alba en een erg dik uur rijden, in bergachtig gebied, een streek met vele slingerwegen, weliswaar prachtig, hoor, maar 't was natuurlijk absurd, dusdanig, dat er een storm van woede binnenin mij opkwam, confuus van zulke verregaande dommigheid: enerzijds wil men de vrachtwagen zo veel mogelijk weren, anderzijds laat men een truck zoveel mogelijk onzinnig rijden en alsof zo'n Dinky-toy met 35 ton in de bergen geen brandstof gebruikt en uiteraard, de storm die in mij opkwam deed mijn stem in woede ontsteken, maar eindelijk, nog in de avond de bergen in trekken was geen optie meer; bovendien liet wekelijkse rijtijd het niet meer toe; weer die kant op te gaan waar ik eigenlijk, als ik er meteen naartoe was gereden, misschien wel eerder was geweest dan bij het adres waar ik nu was; en buiten dat: een wekelijks heen en weer is toch meer dan genoeg.
Nu dan maar, teleurgesteld, op huis aan: ik had me de vellen gereden en dan dit soort naargeestige grappen; de stupiditiet van 't gepeupel die meent dat het allemaal vanzelf gaat. Niet dus! U leest het; nog steeds is de storm in mij niet geheel gaan liggen.
Toch genoot ik de avond van de ondergaande zon die zich in 't westen weg liet zakken achter de besneeuwde alpenketen terwijl, nagenoeg gelijktijdig, vanachter de noordoostelijke witte keten en waar de lucht kobaltblauw tot dieppaars gekleurd was, de maan, een volle nogwel en omringt door de slangendrager en nabij de kreeft, opkwam.
Een laatste volle maan voordat!
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem