woensdag 7 januari 2015

De dubbelfout

Marnaz was nog een drie uur verder; drie uur kachelen voornamelijk in 't duister. Uitkijken, want het vroor iets en het wegdek was overwegend vochtig, vochtig door de vele mistflarden die ik tegenkwam, maar het belette mij niet over het geitenpad naar Nantua te gaan, al ontweek ik de ongenadig stijle helling van Lons le Saunier naar Orgelet door via de minder stijle één kilometer langere omleiding het laatstgenoemde Jurastadje te bereiken.

Behoudens flinke stukken met voortdurende mist bleef andere naargeestigheid uit; sommige stukken snorde ik onder overdadig vol maanlicht, licht, dat zich uitspreidde over de bergen langs de Ain: Arinthod, Thorette en verder via Izenore; in Montreal even langs de bakker.

De eerste losklant bevond zich nog een heel stuk voorbij Genève, langs de autoroute de Mont Blanc, net voor Cluses; waar je Italië al bijna kunt ruiken en de dag was nog maar net aangebroken of ik was er reeds aan 't lossen.

Even na negen uur terug maar weer; na Bonneville een stukje snelweg in mistige omstandigheden; een verlaten snelweg, want vrachtverkeer uit Italië, toch al een stuk minder dan vroeger, was er vanwege de feestdag aldaar, Driekoningen, nu helemaal niet.

Bij Bellegarde verliet ik de vierbaans en rolde over de voormalige hoofdroute; deed een kleintje koffie bij de Sapin en via de Cherdon kwam ik net even voor Lyon de grote weg weer op: tussen Bellegarde en Pont 'd Ain was het heerlijk zonnig geweest, maar net voor mijn tweede losadres te Meyzieu dook ik weer onder een dik wolkendek met een graad onder nul.

Eén palletje, en toen mocht ik alweer verder; nu naar Romans sûr Isere en tijdens de tocht van honderd kilometers was ik even getuige van een fascinerend natuurverschijnsel. Vanaf Lyon reed ik langs de Rhône en zag dat vanuit de Alpen enorme hoeveelheden mist en wolken een weg naar 't westen zochten, maar de invloed van de grote rivier was dusdanig dat de flarden er maar niet overkwamen. Op de één of andere manier bleek het water een barrière, een onoverkomelijke rubicon voor ze; de dorstten niet en weken terug, zag hoe die flarden, die 't probeerden, recht omhoog de aftocht bliezen terwijl de bergen aan de westoever in prachtige zonnige welstand verkeerden.

En omdat de snelweg zich na Vienne een stuk oostelijker van de oever bevond, reed ik alras weer in 't grijs todat ik de "boeuf", een klein snelwegcolletje, achter me had gelaten; daarna was het overal om mij heen strakblauwe lucht en kon er weer zonder jas buiten gelopen worden. In Romans was het een dikke tien graden en ook in de avond en de nacht, de later volgden, bleef het vorstvrij.

Het laatste stuk nog; ik had nog een dikke anderhalf uur over en nadat ik via Valence en Loriol aankwam in Montelimar, bleek ik nog twintig minuten in kas te hebben waarvan ik er zeventien uitgaf om tot aan een vanouds her Nederlandse knaagschuur te Donzere aan te komen en waar zich zowaar meer dan tien Nederlandse collega's bevonden; bijna ongewoon in een tijd dat de Nederlanders in grote getale door "Oost"-blokkers worden omgewisseld.

Eenmaal de maaltijd genuttigd liep ik naar de groene stuurhut; sloeg de ogen op en zag op de donkere parkeerplaats duizenden sterren; Driekoningen was voorbij; de sterren bewogen mij; een zachte noorderwind voelde frisjes aan; ik sidderde, want enkele dagen later zou 't dan plaatsvinden.

Toen Herodes de Grote, koning der Joden, uit de mond van de magiers die een lange reis naar 't westen achter de rug hadden, vernam van een nieuw geboren Koningskind, was hij maar wat bang; niet ongewoon voor heerschappen die niet beseffen dat elke ontvangen macht vanuit een "elders" wordt gegeven. Voor een tweede koning geen plaats; kom nou! En om dat tegen te gaan roeide hij al eerder menig mogelijke concurrent uit: zijn zonen, ja, zelfs zijn moeder: het rijtje van vermeende koningsconcurrenten was lang en bizar; evenzo de lijst van de om zeep geholpenen; maar zo was de met grote angst beladen koning der Joden en hoewel zelf al niet de jongste meer -volgens de statistieken zou hij wellicht nog een jaar of tien voor de boeg hebben- vreesde hij zeer voor door een stel uit het oosten komende sterrenwiggelaars vraag; waar "de" nieuwe koning was geboren; zelfs babys boezemde de koning angst in; bracht wreedaards hart op hol.

Naast wreed, ook dom, want in plaats mee te gaan, deed hij het verzoek aan de wiggelaars dat, indien zij hadden gevonden, terug te komen, te vertellen waar, zodat hij het ook "eer kon bewijzen". Maar dom waren ze niet, integendeel, de oosterlingen vertrokken wijselijk een andere weg naar huis en worden sindsdien ook wijzen genoemd. Wat daarna volgde tart elke beschrijving, al heeft Flavius Josefus het nauwkeurig beschreven: uit angst voor het pasgeboren kind werden op last van Herodes, de koning der Joden, alle kinderen van twee jaar en jonger in het stadje Bethlehem uitgemoord; zinloos uitgemoord, want voordat de vermoorde kindertjes de leeftijd van tien jaar zouden hebben bereikt en voordat er enige mate van concurrentie had kunne wezen was de izegrim al gegrepen door de dood. En doordat het Kind waar het om ging reeds voor de slachtpartij met zijn ouders de wijk naar Egypte hadd genomen, was 't ook nog eens dubbelzinloos.

Nog éénmaal staar ik door de vooruit de sterrenhemel in; wiggel zelfs even, mijmer nog wat, maar dan trek ik de gordijnen dicht.


Herodes wist plaats en tijd en dacht goed te zitten, maar zat natuurlijk goed fout: dubbelfout zelfs.

Aldus schreef ome Willem.
---