Na de uitspraak van het Europese Hof (lees de informatie na de reactie erop) op 11 september 2014;
Joden in Nederland niet méér laten verdienen dan twintig procent van het voorgeschreven CAO-loon!
Homo's uiteraard ook niet meer dan twintig procent van het in Nederland voorgeschreven salaris.
En mensen met een donkere huidskleur kunnen met 15 procent van het Nederlandse CAO wel af: dat moet meer dan voldoende zijn!!!
Mits----- iemand ze hier maar laat werken via een Bulgaars uitzendbureau.
Alleen in het Babel van Brussel toucheert elke euronationaliteit in dezelfde functie evenveel!!
Europa van de Elite.
Vanaf heden beschouw ik elke voorstander van het Verenigd Europa als een potentiële persoonlijke bedreiging voor mijn veiligheid.
Aldus schreef een woedende ome Willem.
Hieronder een bericht van Everaert Advocaten
Op 11 september heeft het Europese Hof van Justitie in Luxemburg een belangrijke uitspraak gedaan. Het arrest, gewezen naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Nederlandse Raad van State, heeft belangrijke gevolgen voor de dienstensector in Europa. In zaak C-91/13 heeft het Hof beslist, dat een onderneming in Europa met legale werknemers uit een niet-EU-land diensten mag verrichten in een andere lidstaat.
Hierdoor zal een eind moeten komen aan de praktijk van de Minister van SZW, dat Nederlandse bedrijven werkvergunningen moeten aanvragen voor het tijdelijk beschikbaar stellen van buitenlandse arbeidskrachten door bedrijven uit andere lidstaten. Nu nog lopen Nederlandse bedrijven tegen zeer forse boetes op, als zij buitenlands personeel uit een andere lidstaat tijdelijk laten werken zonder Nederlandse werkvergunning. Ook het bedrijf uit de andere lidstaat wordt beboet, waardoor het niet meer de vrije keus heeft welke werknemers het in Nederland laat werken.
De aanleiding tot het arrest was, dat energiebedrijf Essent, in deze procedure vertegenwoordigd door Everaert Advocaten, een Nederlands bouwbedrijf opdracht had gegeven om groot onderhoud te plegen aan een van zijn centrales. Deze aannemer leende voor het bouwen van de benodigde steigers buitenlandse werknemers in van een gespecialiseerd Duits bedrijf. Essent incasseerde hiervoor een hoge boete omdat het volgens de Inspectie SZW aansprakelijk was voor het ter beschikking stellen van buitenlandse arbeidskrachten, waarvoor volgens de Inspectie een werkvergunning nodig is. Het Hof oordeelt echter dat Nederland hiervoor geen werkvergunning mag vragen. Daarmee heeft het Hof het Nederlandse standpunt, dat het over de grens ter beschikking stellen van arbeidskrachten een “onzuivere dienstverrichting” is, gediskwalificeerd.
Volgens het Hof vormde de Nederlandse vergunningplicht een ongeoorloofde belemmering van de vrijheid van dienstverrichting van de Duitse steigerbouwer, die zijn personeel over de grens in Nederland uitleende. Door dit arrest worden Nederland en alle andere lidstaten van de Unie gedwongen de vergunningplicht voor grensoverschrijdende dienstverlening met buitenlandse werknemers af te schaffen en om te zetten in een meldplicht. Dit kan er ook toe leiden, dat boetes die in situaties als deze in het verleden op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) ten onrechte zijn opgelegd, door de minister van SZW moeten worden terugbetaald.
Juridisch gezien is het arrest opvallend, omdat de Raad van State op grond van eerder door het Hof beantwoorde prejudiciële vragen ervan was uitgegaan dat de Nederlandse praktijk de Europeesrechtelijke toets zou kunnen doorstaan en daarom over de vrijheid van dienstverrichting in deze zaak geen vragen meer heeft gesteld. De vragen die de Raad van State aan het Europese Hof had gesteld gaan over het Turkse Associatierecht, maar het Hof heeft die vragen niet relevant gevonden voor de beslechting van het geschil. Dit is een gevoelige tik voor de hoogste bestuursrechter van ons land, die verplicht is bij onduidelijkheid over de interpretatie van het Europese recht uitleg te vragen aan het Hof in Luxemburg.