Langzaam kroop ik tussen twee rotswanden omhoog terwijl ik de eindeloze rij auto's die vanaf boven te hard door de vele bochten stierden met vaardigheid wist te ontwijken; achter mij vele volgers die als een rits magneten aan de oplegger leken te kleven; even kwam er niemand meer van boven; toen kwam dat stadsbusje met een noodgang de hoek om, ging vol in de ankers waardoor de hele menseninhoud meteen voorin zat en die mij als een buitenaardse verschijning aan begonnen te gapen. Achter de bus, eveneens een lange, kleverige rij.
Na eeuwen begon, nu eindelijk succesvol, de drooglegging van de Pontijnse moerassen, ooit ontstaan doordat, eeuwen geleden, de Romeinen de omliggende bergen voor eigen gebruik kaal kapten waardoor het regenwater alle grond de zee in spoelde zodat een enorm groot gebied onder Rome als moeras achter bleef. In latere eeuwen heeft men steeds weer getracht het gebied, dat een bron van malaria was geworden, te herstellen; niemand slaagde, totdat de zaak ten tijde van Benito Mussolini grondig, en dit keer met succes, werd aangepakt en in een paar jaar tijd waren de moerassen verleden tijd en temidden ervan werd zelfs een nieuwe stad gesticht dat als een achthoekig web, met acht rechte hoofdstraten die naar het centrum toelopen, werd gebouwd en tevens lagen er plannen om negen grote overheidsgebouwen te plaatsen; acht aan de rand, één meer naar 't centrum en die elk afzonderlijk één letter van de naam van de toenmalige leider zou gaan dragen: het is er, op het enorme scholencomplex na dat vanuit de lucht de vorm van een grote letter M heeft, niet meer van gekomen; uiteindelijk bracht te weinig zelfkennis il Duce ten val.
Bakolie, zo wordt het uitgesproken, Bacoli, en dat aan de Golf van Napels ligt; het was 't eerste en enige adres dat ik deze week nog zou laden. Napels, of eigenlijk: Napoli, aan een enorme baai, gelijk een groot hoefijzer, van zuid naar noord een slordige honderd kilometer; links en rechts er van diverse eilanden waarvan Capri wel de bekendste is en bij het weerzien met de baai met op de achtergrond de Versuvius nadrukkelijk aanwezig neig ik er altijd naar het lied "Sonne über die Capri" waarvan ik nog een achtenzeventigtoerenplaat bezit, in te zetten; een plaat waar het lied gezongen wordt door Ernst Herbert Groh en in 1943 uitkwam en meteen door de NAZI's voor radiouitzending verboden werd omdat omstreeks dezelfde tijd de Amerikanen bezit hadden genomen van de Napolitaanse golf.
Aan de meest westelijke kant van het hoefijzer buigt de baai wat naar binnen: het is dertig kilometer voorbij Napoli en aan mij de eer om bij het krieken van de dag dwars door de nog slapende stad te rijden en zonder noemenswaardige drukte aan de andere kant van de stad waarvan Goethe ooit in zijn dagboek schreef: "Vedi Napoli e poi muori!" sagen sie hier. Siehe Neapel und stirb! en snorde vanaf de oude weg naar Rome het schiereiland op, naar Bacoli, waar het ongelofelijk druk was en het overal krioelde van voertuigen die regelmatig onberekenbare manoevres maakten; toen kwam de kronkelweg naar boven; de bijna-aanvaring met de bus die zich als een komeet de helling af had laten rollen en omdat we beide geen halve meter meer achterwaarts konden, duurde de passeertijd meerdere minuten waardoor het achterliggende ongeduldige volkje steeds schuimbekkender werd. De mensen in de bus hadden inmiddels hun plaats weer opgezocht. Een tijdje later stond ik voor de deur van het laadadres, nog nagenietend van alle ervaren vermakelijkheden en direct daarop trof mij een volgende verrassing; de klant, ondanks diverse melen en telefoontjes, wist van niets; zoals doorgaans gewoonlijk in Italië hetgeen de verrassing een stuk minder verrassend maakt; wel werd ik neergezet in een heerlijke stoel op het buitenterras en kwam een statige Italiaanse dame mij koffie, toast en water brengen, met daarnaast een potje eigengemaakte druivenjam; even verderop stond de truck met oplegger rechts van de weg en veroorzaakte aan beide zijden traag verkeer tot lange file's en het heeft een dikke twee uur geduurd voordat ik met lading en al weer kon vertrekken; dwars door het schiereilandgekrioel door; enkele autochtonen aanschouwden mij met de DAf als een voorwereldlijk monster.
Nadat ik mijn ogen voor een laatste keer, en misschien wel dé laatste keer, over de baai had laten gaan en opkomende neveligheid de Versuvius aan mijn oog onttrok, sloeg ik de weg op naar Rome, dit keer langs de kust; dat wil zeggen, een weg die de kustlijn volgt maar vanwaar de zee nauwelijks te zien is; rietkragen en bebouwing belemmeren voortdurend het zicht: Mondragono reed ik door en daarna Formio, nu wel, heel dicht langs het water; en ik volgde daarna een stukje zuidkust; tussen Gaeta en Terracina weergaloos mooi, pal langs prachtige zandstranden en tussen twee voornoemde plaatsen hield ik een tijd halt; en liet vervolgens de zeespiegel ietwat stijgen; nog kwam de zon door de steeds dikker wordende neveldek en het heerlijke water nodigde uit voor een langer verblijf. Toch; na een goed uur snorde ik weer verder, nu de voormalige Pontijnse moerassen in, Latina voorbij en spoedig kwam Rome in zicht dat ik na een kort stuk rondweg via de Via Aurelia in bijna recordtijd achter me liet.
Een goed uur later had ik het voertuig in Albinia geparkeerd en fietste ik met enige tegenwind naar Orbetello op het schiereiland Monte Argentario dat met drie dijken aan het vaste land verbonden is; het grijs werd meer en meer; drukkend weer en ik verwachtte onweder; soms was een klein spatje voelbaar. Terug. Terug had ik wind mee; de Monti della Uccellina, de vogelbergen die mij nog scheidde van Grosseto waren niet meer te zien en door het geheimzinnige, steeds onstuimig wordende weer voelde ik mij nietig: in enkele bomen zaten zwermen vogels die ik aan prachtig koorzang kon horen, maar niet kon zien en inmiddels daalde de avond over het noordelijke deel van Lazio.
De portie zelfgemaakte spaghetti die ik bij terugkomst at in een nabijgelegen eethuis was gelukkig niet zo groot; de weemoed, krekelzang en de wind temde mijn eetlust.
Steeds weer, bij vlagen, 't wordt niet minder, eveneens niet sterker; de krekelzang duurt voort, de ronde kop van de pinus schuddelt, onafgebroken, heen en weer, het wuiven van het gras, deze laatste dagen voor het nieuwe jaar waarin alles gaat zoals het gaat, louter omdat het nergens meer over gaat terwijl het gras wuift, en wuift, en wuift.
Aldus schreef ome Willem.
---