Alphen, Alphen aan de Rijn, aan de oude Rijn, aldaar begon voor voor mij de dag, de vijfde november, guur, winderig, ja, bijna naargeestig herfstweer en het laadadres bevond zich in de buurt van het Avifauna, het oude vogelpark van het uit de kluiten gewassen dorp in het groene hart in een wat saaie omgeving en behoudens het vogelpark heb ik altijd weinig aanlokkelijks aan Alphen kunnen ontdekken.
Snel laden, dat wel, doorgaans hardwerkende, vriendelijke lui van weinig woorden en veel daden en recht voor zijn raap; de bubs zat er ook zo in, twintig paletten voor Dortmund, dus ik had nog ruimte over die ik in Amsterdam, op de "zaak", verder met goederen bezette met nog drie adressen: Wuppertal, Terborg en Groenlo; rond elf uur vertrok ik naar het oosten, het nabije oosten dit keer.
Het is niet de eerste keer, het zal niet de laatste keer zijn dat de dag nietsvermoedend begint en dan, in een oogwenk, is alles anders, sta je aan de rand van een afgrijselijke diepte, staar je in een bodemloze ravijn van tomeloze zinloosheid, van afschuwelijke wreedheid, zoals bij een ernstig ongeluk, een droefe mare van ernstige ziekte; opeens blijkt de mens niet veel meer dan nietig en hangt zij slechts aan een dunne spinnendraad.
Via Apeldoorn, Deventer, Lochem en Ruurlo vond ik mijn weg naar Groenlo, het stadje dat tijdens de Tachtigejarige Oorlog onder leiding van de Italiaanse krijgsheer in Spaanse dienst, Spinola, werd belegerd en ingenomen, Spinola die bij vriend en vijand veel respect afdwong, zoveel, dat zelfs onze eigen Prins Mauritz hem de op één na beste strateeg noemde.
Vandaar langs Varsselveld, dorpje bekend om het verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitsers, waar de gezusters Jolink Joden hielpen onderduiken, een plaats boden voor verzetstrijders, ook toen waren er tijden, dagen, waarin alles op zijn kop ging; op 14 februari 1944 werden ze "opgepakt" en, uiteindelijk, afgevoerd en vermoord in Ravensbrück. Minnie, de oudste, stierf reeds eind '44, Gertine twee maanden voor de bevrijding.
Toen naar Terborg waar een gepensioneerde achterhoeker de spullen in ontvangst nam; ik stond nu vlak bij onze oostgrens, een luttel aantal kilometers en na enkele kilometers overschreed ik haar, over een smalle weg, bij Ahorn terwijl het sombere regenweer reeds de hele dag de overhand had en het aanwassende bermblad weekte, vertroebelde; steeds meer bomen verkalen, tot na het laatste blad en hoewel ik ze niet zag; ver weg, boven de wolken ademde een boos en kwaad gesternte.
De middag vorderde, ik had slaap en ging voor een uur languit; Dortmund zou ik toch niet meer lossen en juist hier, op de grensstreek, had ik geen telefonisch bereik. Was het beschikking van hogerhand? Na een goed uur en uitgeslapen toog ik verder, de snelweg op naar Oberhausen en het was druk, te druk, regenachtig, het asfalt glinsterde naargeestig, guur, onheilspellend, en in een veeg ogenblik kwam het bericht door waardoor ik naast de eentonige weg geen struikgewas, maar gruweldiepten zag opdoemen, mijn gemoed ontstemde, verwarde terstond en de vraag rees, steeg tot aan het onbenaderbare en terwijl ik voortging op de donkere weg werd ik stilgezet.
Geen genoegen aan het onbehagen, wat zinledig reed ik tot aan de klant in Dortmund-Brackel waar men nog tot 22.00 uur bleek te lossen, sterker nog, volgens de "gegevens". bleek ik een afspraak te hebben gehad om 15.00 uur, ein "Termin" waar ik niets van wist; rond acht uur stond alleen Wuppertal er nog in naar deswelks plaats ik reed, vlak bij het dorpje Elberfeld waar ooit, twee eeuwen van hier, mijn voornatale vriend Herman woonde; ik vond er een parkeerplek en trok de gordijnen dicht; aan eten had ik geen behoefte.
Nee, geen voedsel, daarvoor was geen plaats, was de diepte te diep, monstergruwels klommen tegen de stekelwanden op en grinnikten ritmeloos, ongehoord en vals op hele noten, een duizel beving mij, de zinloosheid. Die diepste eenzaamheid waarin iemand kan verkeren, opeens, terwijl niemand, althans geen mens, raad weet en helpen kan; alle antwoorden verijlden over Wuppertal, meegenomen door de stormwind; Wuppertal met zijn Swebebahn.
Alleen vriend Herman vond woorden; zin over de onzin, kon vele -niet alle- raadsels ontwarren, van vraag- uitroeptekens maken.
Aldus schreef ome Willem.
---