Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 8 oktober 2013

Het herfsteliefje.

Een krassende kraai wijst de richting, krassende woorden in de zachte herfstlucht; het meeste blad is nog groen, lang groen dit jaar en het zou wel voorjaar kunnen zijn indien het geen oktober was, voorjaar zonder madeliefjes. Zonder?

De geluiden die vanuit het vroege jaar de zomer doorklonken verijlen, sterven langzaam weg; en ook de glans, 't is niet alleen een blik op de kalender, een weten, maar ook een ervaren, een voelen, een horen en zien, zelfs ook een ruiken, een laatste kwartaal, ten einde taant het jaar, hoe argloos groen het ook nog moge zijn.

Vroeger, lang geleden, woonde ik bij de straat die vernoemd werd naar de onderkoning van Amsterdam, de grootvader van Theo van Gogh, de wethouder van de sociale woningbouw: "wie bouwt?" Wibaut! Floor Wibaut, de Wibautstraat dus waar ooit het spoor vanuit Zuid- en Oost-Nederland doorheen denderde, toen nog met stoomlocs, de straat die ruim tien jaar open lag voor de eerste metrolijn van de stad; vandaag snorde ik er weer, weer na zovele jaren en zag dat de middenberm verfraaid was met duizenden bloemen, paarse bloemen, herfstijloos. Herfstijloos op de metrolijn; straks, na de winter, weer kussen, krokussen, narcissen, hiacynten, tulpen wellicht. En dan; madeliefjes.

Het hing in de lucht, het melodrama van de nieuwe tijd dat te lezen was in de klimops en druivenstruiken in het lange deel van de straat die de naam draagt van schilder Govert, Rembrands leerling, de Govert Flinckstraat, en de dagen korten flink in oktober, Govert werd slechts vijf en veertig jaar.
Een drie, misschien vier crisi geleden; duizend Amsterdammers waren in de weer met spa en houten kruiwagen, weken, jaren lang; een heuveltje in de polder en daar omheen bomen die uitgroeiden tot een prachtig bos voor iedereen; werkverschaffing, ook daar had Floor, als wethouder, de hand in; een roeibaan, "sport"-velden en in de bomen eekhoorns, eksters, mezen, kortom vogels, ook krassende kraaien die de weg weten.
Lang geleden fietste ik er dagelijks langs, de bosrand, de kleine heuvel en toen reeds waande ik mij twee keer daags in Zwitserland, bijna twee jaar lang. Vandaag zocht ik naar de heuvel waar toen een oude dame de eekhoorns voerde, de zon scheen eerst nog, maar langzaam verzamelden zich de wolken, van tak tot tak vloog de krassert voor mij uit en toen zag ik de weg langzaam omhoog lopen.

Boven op de heuvel een groen, stalen kraantje, een fonteintje zoals voorheen in elk park te zien was (en misschien nog wel) waar een klein waterstraaltje uit komt, recht omhoog, tien centimeter, om dan meteen dadelijk weer neer te vallen in de groenmetalen mal; ik boog mij voorover en slokte wat natvocht binnen, voelde oude sentimenten herleven.

De wandeling was lang, op de top vlij ik me neer op een gereedstaande groene parkbank, mijn klompen deed ik voorhands uit en na een kwartier bezweek ik, viel onverwachts in een korte, diepe, slaap terwijl een steeds herfstigere lucht mijn geest verzoendde met de nieuwe, onwezenlijke werkelijkheid.

Een enorme dalmatiër snuffelde aan mijn klompen terwijl ik wakker werd, en toen ik mijn ogen opende keek ik recht in de lens van een camera die bediend werd door een tomatenroodgeverfde mevrouw in een pantalon met tijgerprint en, verschrikt door mijn ontwaken, haar stiphond tot zich riep met "kom!" en als een panter schaamroodkakend wegsloop.

Grinnikend en vol met binnenpret stond ik op, terug de heuvel af, eerst een welriekende boslaan af; van het wegwijzende kraaiengekras was geen spoor meer, de zwarte vogel was in geen takken of struiken meer te zien, ook niet toen ik aankwam op de grote lange speelweide waar ik tussen het geschoren gras een laatste madeliefje bewonderde, melkwit met een honinggele stip.

Mijn herfsteliefje.

Aldus schreef ome Willem.



---