maandag 7 oktober 2013

De sterrenklank

Het is niet om bij te houden! De tijd schrijdt voort, steeds dra is er weer een uur voorbij, een dag, een jaar. Een eerste vrije week achter mij, een tweede thans voor mij; reisloos verloopt de tijd en het lijkt er op dat ze, de tijd, haast heeft en zich naar haar einde spoed.

Ver weg Hercules bij de Lier met haar Vega, sterren lijken tijdloos, 't zijn dan ook hemellichamen met onbekende afstand, een afstand die men meent in lichtjaren te kunnen meten, maar dat stuit toch wel op enige bezwaren.

Het licht van de zon doet er gemiddeld acht seconden over om ons op aarde te bereiken over een afstand van 150.000.000 kilometer en nee: zoveel afstand reed ik nog niet. Er is echter een maar. De snelheid van het licht is niet constant, sterker nog; zij varieert eindeloos en kan zelfs worden stilgezet terwijl het mogelijk is haar wel driehonderd keer te verhogen. Ergo: om een dergelijke variabel gegeven tot vaste meeteenheid te verklaren is een uiterst dubieus avontuur.

Al een tijd zie ik geen planeten, al doolt Uranus onzichtbaar door de nachtelijke hemel. Ook de maan schittert, schittert door afwezigheid.

Afstand tot de sterren meten aan de hand van het licht lijkt zo een hachelijk avontuur, alsof
men aan kan tonen hoelang een voertuig vanaf Rome naar Amsterdam er over doet met een snelheid die varieert tussen 1 en 300 kilometer per uur. En daar komt dan nog een tweede, geënt op dat eerste bezwaar, bij, toen de zogenaamde atoomklok in gebruik werd genomen dat als basis voor tijd het licht nam en onze aardse beschikbare tijd gekoppeld werd aan de snelheid van het licht; het lugubere daarvan is, dat niemand meer een verandering van de lichtsnelheid meer meten kan omdat onze tijd een variabel gegeven als constante factor heeft aanvaard; alsof twee planten naast elkaar ontspruiten, groeien en groeien, maar doordat ze gelijk opgaan, zo stelt men dan, groeit er niets.

Ach, het duizelt u reeds? De agelopen week bezocht ik de omgeving, wandelde door de Kaapse bossen op de heuvelrug, bezocht ook Amsterdam, droomde weg in het verleden naar een tijd waar het licht zijn jaren heeft gehad. In een oogwenk, een lichtveeg ogenblik en ik was terug in tijden van mijn jeugd; herinnering als spiegel van weleer. Nederland zag ik een ogenblik vanuit de trein.

Wie de afstand van de aarde tot een hemellichaam wil meten is daarbij afhankelijk van de meethoek; Kaapstad en Moskou liggen, hemelsbreed en ten opzichte van een lijn van noord naar zuid in elkaars verlengde en deze twee steden, of, beter gezegd, de lijn tussen deze steden vormde ooit de basis om de afstand van de aarde tot de maan te berekenen.
Uiteraard, verondersteld werd een bolle aarde, een uiterst twijfelachtig gegeven zoals u weet, en op een afgesproken tijd keken twee astronomen vanuit beide steden naar de maan en daarbij maten ze de hoek op vanaf de plaats waar zij stonden naar waartoe zij keken en zochten elkaar later in Londen weer op. Met de twee gegevens van de gemeten hoek én de inmiddels bekende afstand Moskou-Kaapstad berekende men de derde hoek en met de zo verkregen "drie"-hoek en behulp van de goniometrische wiskundige functies sinus en cosinus berekende men de afstand tot de maan.

Maar hiermee ontstond ook het derde bezwaar. Met genoemde methode is de afstand tot de maan nog meetbaar, maar een dergelijke methode toepassen op sterren is een uiterst dubieuze onderneming.

Twee mensen kijken over een laagvlakte naar een gindse bergtop, tien kilometer verderop gelegen; met het blote oog is de afstand te schatten, maar op dezelfde wijze meten als de afstand tot de maan blijkt nauwelijks mogelijk als we beide personen twintig centimeter uit elkaar zetten en op dezelfde wijze de "hoek" meten, want we zouden een driehoek krijgen met één hoek van om en nabij 0,01 graad. Een nog verdere reducering van een dergelijk kleine hoek leidt op de duur tot een reducering tot nul. Terug naar de sterren.

Indien twee mensen aan de twee polen vanuit de aarde naar een ster kijken waarvan men de afstand heeft gestelt tot slechts enkele lichtjaren schouwt men vanuit beide polen tot die ster met een nog kleinere hoek, een hoek dus waarvan de grootte, uiteindelijk, nul is. Laat men een dergelijke meting los op sterren waarvan men veronderstelt dat ze nog véél en véél verder weg staan, moet het toch wel duidelijk zijn dat een dergelijke meting uiterst speculatief is, allerminst accuraat.

De nacht zit vol raadsels en geheimenissen en soms lukt het een raadselachtige knoop te ontwarren; hoe de kosmische wetenschap zand, zelfs in eigen ogen, stooit, hoe diep religieus de astronoom gelooft in zijn onmeetbare meten en tracht het geheim van de zwijgzame sterren te ontfutselen, de twinkelingen hoog in het duister, onbereikbaar, onmeetbaar.

Nog enkele uren en de sterren verbleken, lossen op in komend licht, de nacht loopt ten einde en reeds in de verte hoor ik de dageraad in de klank van de sterren.

En als ik de sterren kan horen, zijn ze ook geen lichtjaren ver meer.

Aldus schreef ome Willem.

---