Een lang doorzichtig wolkensatijn, vluchtig zag ik door het zilver drie sterren op een rij en vermoedde de Orion met Riga, Bellatrix en Betelgeuze, jagend hoog langs de hemel op pleiadenjacht terwijl ik over aardse wegen onverstoorbaar snellend dezelfde richting ging; ook in de sterrenwereld is het gerucht van een andere tijd doorgedrongen en dreigend gaf de maan haar vale licht, een kwaad gesternte vulde het laatnachtelijk uur.
Met alle geleerdeheid; niemand zag het aankomen, behoudens slechts enkelingen waar toch geen acht op werd geslagen; de afgrond waaruit de Nazi opkwam, de val van het gordijn en de huidige, uit het niets opdoemende, Arabische broedertwisten. Slechts een enkele verdwaalde Churchill zag verder.
In de vroege morgen, immers, staan de sterren anders, veel tijd om te kijken kreeg ik niet want een zachtrode rand verkondigde een nieuwe dag; ik had er alweer een uurtje of twee opzitten en het was, zo hoog, koud geworden, net boven nul en na Clermont-ferrand, Issoire en Massiac kwam ik reeds voor het licht werd de Col de la Fageole (1150 mtr) over en sloeg net even voor Aumont Aubrac links af de weg naar Mende op.
Steeds klemmender wordt het Europese leven, klemmender vanwege wetgeving dat alles onder één enkele noemer brengt; beangstigend en de geest van Mephistopfelis daarin maakt van elk mens een monostatus dat het individu ontmenselijkt en de woorden van Heraclitus "Niemand daalt tweemaal af in dezelfde rivier" vervagen in democratische stormen.
Onder één enkele noemer; oude beschavingen wisten het gevaar en hadden daarom woorden voor kat, hond en paard, maar niet voor dier.
150 kilometer scheidde mij nog van het eerste losadres en om er te komen reed ik na Mende over de N 106 richting Florac, over de Col de Montmirat waar ik boven op de top een kopje lauwe koffie dronk die mij werd ingeschonken door een oude, kromlopende waardin met grijze snor in Relais du Col en inmiddels werd het stilaan warmer. Bij florac verliet ik de N 106 en reed de volkomen verlaten D-6 op, een weg die mij omhoog voerde tot zinderende hoogte met verrukkelijke paradijselijke vergezichten, over de Corniche Chèvennes, door Pompidou, over de col de Solpetière, de col de 'l Exil en de Col de Saint Pierre naar Saint Jean du Gard om tot slot uit te komen in Anduze; op het hele stuk kwam ik vier tegenliggers tegen.
Het is duidelijk; de tijd van het vernietigende niets is aangebroken; het onder één noemer brengen van onze o zo grote verscheidenheid die inherent is aan ons bestaan betekend geweldpleging op elk afzonderlijk mens, maar deze hopeloze denkwijze is voor de Europeaan reeds zo vanzelfsprekend geworden dat wij grote moeite hebben om ze als vreemd en gevaarlijk te herkennen.
Na Anduze was het niet bijster ver meer; Lèdignan volgde nog en na nog een onbeduidend colletje over te zijn gegaan kwam ik ruim voor de middag aan te Saint Bauzely waar vrijwel de hele kar werd gelost en ik weer fatsoenlijk plek had voor mijn rijwiel dat al die tijd boven op de lading had liggen hussellen. Klokslag "midi" was de bubs er uit en reed ik verder, dwars door Nimes, naar Garons voor een restant van slechts drie paletten die men niet meteen wilde of kon lossen zodat ik in het nabije saint Gilles een eerste ophaalopdracht uitvoerde (hetgeen niet zonder problemen ging; lading noch papieren niet gereed: we zijn weer in Frankrijk) om vervolgens weer terug te keren en toen, toen hadden ze opeens wel plek voor drie pallets in de enorme loods, maar het duurde toch nog een uur voordat ze de drie pallets hadden gelost. Inmiddels was het half vier geworden.
Ontzielde regeringen komen tot uniforme wetgeving die daardoor voor grote en kleine groepen een meer en meer onrechtvaardig karakter gaan dragen. Het leek aanvankelijk goed te gaan, de mens die zichzelf beheersen wilde, maar na het aanvankelijke komt de afrekening die duur betaald moet worden; overal waart de ongeest rond.
Verder jaagde ik door het Zuid-Franse land, de oude weg op naar Arles, over de Rhône, rechts af, op weg naar Mas Thibert, alweer naar Mas Thibert want in korte tijd kwam ik er al twee keer eerder en tussen het druiven plukken door hielp de eigenaar mij aan de bestelde goederen, twee paletten, en weer ging het verder, oostenlijk, richting Italië, Salon- en Aix en Provence, en vanaf Aix de oude N-7 op, Rousset, Saint-Maximin en Brignoles, de tijd raakte op, nog één colletje in de D-43, col de la Bigue, en dan alsmaar dalen, langs Pierrefeu du Var op Le Londe aan; terwijl het reeds langdurig schemerde en met de hakken op de rijtijdslimiet bereikte ik Le Lavandau aan de Middellandse zee waar ik een donkere, stille parkeerplek vond; even nog de groene stuurhut uit, de benen strekkend, een uur en het was warm, zwoel.
Het zijn de klanken van Liszt's muziek, zijn virtuositeit, dat hij de laatste kanteling heeft voorzien, maar bedekte het met een grandioze versiering, bewaart achter zijn klanken het mysterie zonder dat het zomaar ontdekt, gegrepen werd, Liszt, de Simson van de negentiende eeuw, noemde zich half zigeuner en half monnik.
Rond negenen klim ik naar binnen, mijn gedachten gaan steeds dieper, ik tracht een lijn, een weg, een systeem te vinden waarin ik ze gieten kan, maar, vooralsnog, blijft het bij flarden die echter steeds beter aan elkaar geregen kunnen worden.
Als een halve Liszt doe ik de deur van mijn groene slaapcel dicht en als een devote monnik peins ik verder, uren, dagen, jaren reeds, tracht ik al mijn achtergedachten de vrije loop te laten en zo wordt mijn truck stilaan een rollercloaster
Aldus schreef ome Willem.
---