Mijn blik ging over het landschap, en ach, onze blik is vaak zo beperkt al realiseren we ons dat maar weinig; immers, onze blik staat altijd in verbinding met onze verwachting, met onze herinnering; doorgaans hebben wij onze blik tevoren voor een groot deel reeds bepaald, getheoretiseerd, ja, de één meer dan de ander, maar voordat we er zijn, hebben we tevoren al een beeld gevormt van datgene wat we vermoeden te gaan zien.
Ruim een half uur vóór Magdeburg links af; er loopt daar een vrij goede, edoch onbekende weg door een tamelijk vlak en strak gebied en dwars door het terrein van Bolke de Beer, dwars door de Harz. Stil, uiterst stil en zelf korter als men naar of langs Hannover wil en vanwege de stilte vermoed ik dat navi's dit nooit als kortere weg aangeven (de werkelijke kortste weg zal nog weer anders aangegeven worden); je komt onder andere langs het eeuwenoude stadje met de merkwaardige naam Quedlinburg. Echter koos ik niet voor de weg via Braunschweig, maar ik ging door en via de uitgeputte zilvermijnen van Gosslar en Seessen kwam ik aan in het imponerende Weserland en liet zo het drukke Hannover rechts van mij liggen.
Misschien dat we daarom zo weinig zien omdat al het overige wat niet in onze verwachting, niet in onze theorie past, meestal doordat we nooit kennis van namen, niet wordt gezien; met andere woorden: onze blik ziet meer niet dan wel.
Onderwijl kwamen er langzamerhand wat wolken, korte schaduwen tekenden het idyllische landschap en boeren waren druk bezig te oogsten; Bodenwerder, de stad van de Baron, u weet wel, die van Münschaussen, kwam in zicht en ik kwam er aan net binnen een periode van vier en een half uur en om aan de rijtijdverplichting te voldoen liet ik het Dafje een uurtje rusten terwijl ik zelf een kort fietstochtje langs de Weser maakte en nadat het Dafje wettelijk was uitgerust reden we weer verder; Hameln kwam al spoedig in zicht en binnen acht uur kwam ik aan in Nederland, dit keer via Bad Bentheim en Gildehaus omdat ik reeds in Salzbergen de oude weg nam: als het even kan tracht ik elke dag langs een oude herinnering te rijden, 't was even om, maar het belangrijkste in het leven zijn die momenten waar het nuttige ophoudt en die van de schoonheid, ook de schoonheid van de herinnering, aanvangt.
De oude grenshuisjes waren verdwenen, maar even verderop stond nog het koffiehuis; 't was destijds ook maar een klein grensje waar nauwelijks gebruik van werd gemaakt. Toen, ik denk dat ik er twee, drie keer overkwam en het was er rustig; nog steeds is het er stil.
De blik heeft oefening nodig om datgene te zien wat niet onmiddellijk bij onze verwachting aansluit, het is nodig dat, wil men meer zien met de eigen kijk, dat men loert met argusogen, dat men de eigen blik wantrouwt en steeds weer vraagt: zie ik wel wat ik zie?
Zoniet, blijft men leven met slechts een beperkte blik. Dan wordt elk ogenblik slechts een oogklepblik.
Aldus schreef ome Willem.
---