Terwijl het licht miezerde was de dag al aangebroken, het was stil en bij zevenen toen ik vertrok, mijn gedachten gingen een ogenblik uit naar de schrijver Errit; steeds overdacht ik bijgebleven zinnen die ik ooit van hem las, vooral de prachtige volzinnen uit zijn "Brief aan mijn dochter" zijn mij, na jaren en in flarden, bijgebleven, het boek waarin de schrijver iemand beschrijft die uitkijkt over de Ligurische zee; ik weet, wat dat betekend.
De eerste klant was een "fermier", gevestigd vlak bij Domfront in een boerderij langs een smalle landweg temidden van prachtig bloeiend en golvend landschap waar ik ontvangen werd door een speels blaffende hond die bekant de hele omgeving uit de slaap kefde. Twee paletten en toen weer verder, op weg naar een laatste ophaaladres vlak bij Flers waar ik ook nog een collega ontmoette; een beetje erg druk individu die altijd lacht en die ik in al de jaren dat ik hem ken nooit heb horen klagen; al moet hij de hele weg achteruit rijden.
Mijn collega zou er nog vijf, en ik dertien paletten laden, maar terwijl het allerminst druk was en er acht laaddokken waren, werden we langdurig in de wacht gezet: één uur, twee uur: kortom, er gebeurde niks en er heerste een serene stilte, zodanig, dat ik mij niet aan de indruk kon onttrekken dat men er werken niet hoog in het vaandel had staan. Mijn collega, die de dag erna ook nog voor de middag te Genk (B) moest lossen en ook nog elders moest laden, werd rond twaalf uur -en dus na ruim twee uur wachten- door de planning maar naar dát adres gezonden; ik ging door met wachten.
Het was, ik memoreerde dat enkele dagen geleden al, een aimabele kerel en ik herinner me nog de partijtjes die we speelden in Het Hok aan de Korte Leidschedwarsstraat; wellicht ben ik de enige, maar toen ik later Adriaan van Dis ooit eens op de televisie tegenkwam vond ik Adriaan ontzettend op hem lijken; de nette stem, zijn uitstraling met dien verstande dat hij, Errit, nooit betrapt werd op plagiaat en zelfs in zijn schaakpartijen originele en romantische gedachten wist te weven; hij speelde ook, met zwart, het liefst, en zo mogelijk na e4, altijd Frans.
Het liep volledig uit de hand, maar ruim vijf uur en een forse woordenwisseling van diverse partijen later werd besloten dat ik met slechts de halve goederenpartij kon vertrekken: men bleek mij te hebben laten wachten terwijl de goederen en niet eens waren; eigenlijk was het een vreselijk laadadres waar je als chauffeur niet tijdens het laden aanwezig mocht zijn (dus niet weet hoe er geladen wordt) en werd je aan het loket -niet- te woord gestaan door enkele uiterst naargeestige en onfatsoenlijke lui: ook dit kan Frankrijk zijn. Een cursus net gedrag zou voor de aldaar aanwezige kantoorlui beslist geen overbodige luxe wezen.
Door het overmatige wachten kwam de Europese arbeidstijd natuurlijk flink onder druk te staan, dus vertrok ik met gezwinde spoed. Ondertussen vernam ik (via de meel) dat twee collega's ook zouden eindigen in de buurt waar mijn werktijd op zou raken; we spraken af even bezijden Arras en onderweg, toen ik na Caen en Beuzeville met de Pont de Tancerville de Seine overstak was ik in gedachten bij de uitvaart die op hetzelfde tijdstip plaats zou vinden; terwijl mijn blik de halfbewolkte Normandische lucht instaarde was ik ook in Zorgvliet waar hij op hetzelfde moment zou worden begraven; begráven; het hoorde gewoonweg bij Errit.
Bolbec, Tôtes, en later Amiens en Doulens waarna het nog een half uurtje was naar Arras, aldaar ontmoette ik mijn collegas en tja, toen werd het erg laat, te laat eigenlijk. "Waar kom je vandaan" vroeg ze "zeker weer uit de kroeg?". "Nee", antwoordde ik, "van de schaakclub". "Dat is hetzelfde" antwoordde ze. Het waren zinnen die ik mij herinnerde uit "Prettige partij", absoluut onjuist geciteerd, maar met eenzelfde strekking.
Inmiddels brak de dag weer aan, de dag ernaa en is ook de zachte rust voorbij. Zeker, ik zal Errit nog lang blijven herinneren, en zeker de prettige partijen die we speelden.
Aldus schreef ome Willem.
---