Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zondag 12 mei 2013

Jeroen.

Een stad, en plaats, mooi, maar net iets te ver weg, net als Omsk zoals het weerklinkt in het satirische lied van de Nederlands-Oostenrijkse Zwitser Herman Heinz Polzer -Nederlandse moeder, Oostenrijkse vader en in Thun geboren- beter bekend als Drs P.; en zo verging het mij deze week.
Ternauwernood ken ik hem, maar wel erg lang; hij kwam zich melden op "mijn" schaakvereniging, het zal rond 1980 zijn geweest, de tijd dat ik (mede)-redacteur van Caïssanieuws was en hij copij bij mij inleverde en, onervaren dat ik was, het waagde zijn tekst iets te veranderen, iets, wat je natuurlijk als redacteur nooit moet doen, maar ja, wist ik veel!
Te ver, ik was nog ver, vrijdagmorgen, steeds net iets te ver, vertrok uit de buurt van Orbetello aan de roemruchte Via Aurelia, nu in noordelijke richting, urenlang, pauzeerde even bij Vada waar ik een moment langs bekenden ging, genoot van het prachtige weer, Livorno, La Spezia, Rapallo, Rapallo, waar ooit nog eens een verdrag tussen Rusland en Duitsland werd gesloten, maar ja, wie weet dát nog; het verdrag van Rapallo! Ik had nog ruim 1.000 werst voor de grill.
Inmiddels is het alweer jaren geleden wat natuurlijkerwijs betekend dat ik toen een héél stuk jonger was; hij was -en is- iets ouder of jonger, wellicht even oud en had een zekere gestrengheid waardoor ik, min of meer, werd overdonderd, afgeschrikt: waarom precies, achteraf, onduidelijk: twee karakters, waarvan tenminste één als een soort antimagneet tegenover de ander stond. Werd het, toen, mijn relatieve jonkheid teveel?
Tunneltje in, tunneltje uit, de in de zestiger jaren aangelegde autostrade; een fenomenale menselijke schepping, ruim honderd kilometer lang en na Genua Voltri verliet ik de Ligurische kust, kringelde via een eveneens fabelachtige weg omhoog, op weg naar de vlakte van de Po en sloeg aan 't rekenen: hoever kon ik, binnen de tijden, nog komen?
Roerige jaren, de jaren tachtig, ook roerige schaakjaren, Jan Timman's beste jaren, onze vereniging groeide, mijn eerste eigenwijze -en onervaren- stappen op serieus schrijfniveau voor publiek waren gezet terwijl het bestuur zocht naar versterking en, terecht, wat meer kwaliteit voor de krant. Er kwam in het wandelen tussen de borden door een voorstel; dat hij, juist hij waar ik zo van was -terug-geschrokken, mederedacteur zou worden. Ik schrok me wild, juist hij, wiens gestrengheid ik emotioneel helemaal de baas niet kon, ik vluchtte, vluchtte er voor weg.
Na Ovado ging wederom rekenen: misschien kon het, maar toch ook weer niet, eerst maar proberen 'n document te bemachtigen: vrijdagmiddag, tot hoe laat kón dat eigenlijk. En zou ik recht door, Gravelone Toce, of links, Aosta, aanhouden; ik overwoog, wikte, en besloot het laatste; achteraf bleek ik ruim op tijd, had ook nog overtijd terwijl het document voor de doorreis door het geboorteland van Drs P. zo gemaakt was; langzaam maar krachtig kroop de oude DAF naar boven.
Nee, een echt goede schaker werd hij nooit; won hij ooit van mij? Maar zijn echte talenten lagen dáár, waar is ze vreesde, hij schreef over de schaaksport op ongeëvenaarde stijl; was dit de onverklaarbare weerstand dat ik het niet aandurfde en er als redacteur er mee ophield waarna hij het, later, geheel en zonder mij, overnam? Ik weet het niet, en ik weet niet eens meer hoe het allemaal precies is gegaan, ruim dertig jaar na dato.
Het was prachtig weer, iets meer wolken dan donderdag, de dag ervoor, maar tot aan Aosta was het ruim 25 graden; alles stond in bloei, rose, witte, gele, vooral veel geel, bloemen, bomen, de bergen en, naarmate ik hoger kwam, zag ik dat de voorheen met dikke sneeuw bedekte toppen afkalfden en er tussen donkere aardplekken te zien waren, maar toen ik Zwitserland binnenreed kwam ik in ander weer terecht; fris, boven vijf, beneden, in Martigny, elf, twaalf graden en er woei een stevige bries die de tulpen in de bloemperken danig heen en weer deed wiegen.
Naarmate de tijd verstreek schreef hij iedere keer weer wat nieuwe artikelen die ik met steeds meer bewondering las en hij hanteerde een bijzondere, eigen schrijfstijl dat leek op zonneschijn over de Oeral die lange schaduwen wierpen van de skyline van Omsk; gestreng, weerbarstig en vol met emotie, zoals hij schreef over zijn overleden vrind Pim.
Een zware lading, het zou, vooralsnog, nog steeds net niet gaan, maar toch. Vrijdag ging ik, vroeg, verder en zag boven het Lac Lèman de dag aanbreken en voor zevenen reed ik Frankrijk binnen, reed tussen groene en gele velden door, geel van bloeiend koolzaad en stopte voor 't eerst in Passavant voor een koffie, een dorpje aan de d-50 dat in 1678 door de "vrede van Nijmegen" samen met het graafschap France-Comté bij Frankrijk werd gevoegd, maar ja, wie weet er tegenwoordig nog iets af van de "vrede van Nijmegen". Nadat ik en passant nog even een bezoek bracht aan de kaasmakerij van Passavant en er natuurlijk wat lekkers voor thuis kocht, snorde ik verder: Lure, Epinal, Nancy, Metz.
Tenminste aan twee boeken leverde hij zijn bijdrage, twee schakersgerelateerde boeken: Micha, een beeld, als aandenken aan de op 19 december 2004 vermiste en vermoedelijk omgekomen clubschaker Micha, en aan: Johan van Hulst 100 jaar, een leven lang schaak als sublieme bijzaak en ik ervoer het als een grote eer dat mij vergunt werd in beide boeken ook een bijdrage te mogen leveren zodat ik in de enige twee boeken, waarin ik schreef, samen met hem, die zoveel beter schreef en schrijft dan ik, sta.
Juist ja, het was net niet geworden, want ondanks mijn inspanningen en slimme oplossingen kon ik nog wel nét Nederland bereiken, maar niet meer mijn woonplaats, zodat ik, ruim twee uur van huis, het voertuig wegens wettelijke regelgeving stil moest zetten op een parkeerplaats bij Roermond, Roermond, waar de truck verplicht zijn weekeindrust moest maken, nauwelijks 100 werst voor huis
Zo nu en dan krijg ik op mijn schrijven een reactie, en soms ook van hem, afgelopen week nog, en altijd weer; kort, gestreng, overrompelend, zoals die keer dat ik de schaakterm pat met een d schreef, waarop hij reageerde met: "Pad! Jij, een schaker, schrijft pad!!", maar ook: "Mooi stukje, Willem", en altijd als hij schrijft, voel ik zijn overwicht: "mooi stukje, Willem" zijn bij hem steeds woorden van een andere wereld, altijd iets verheveners dan als iemand anders, met gelijke bewoording het zou schrijven; zo was hij, zo is hij en zo blijft hij.
Avellino en Sarno, ach, 't zijn mooie stadjes, maar, dus, nét eventjes iets te ver weg.
Net als destijds, voor mij, Jeroen.
Aldus schreef ome Willem.
---