Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 20 maart 2013

De kraskraai

Even, even maar zag ik haar tussen de grijze regenwolken door, vlak bij de Wagenman in het spoor van Jupiter, net voorbij de kinderen van Leda en Zeus, maar alras ging ze weer achter zwartgrijs schuil terwijl het zachtjes begon te regenen.

Het was nog nét voor de grote drukte dat ik Gent, Kortrijk en Lille voorbij was en rond Arras reed waarna ik begon aan de glooiende heuvels van een rustig en soms verlaten Picardië waar laatste sneeuw in de greppels naast de weg nog herinnerden aan de tweedaagse sneeuwval van vorige week.

Verder was er niet veel meer van te zien en alleen een grote zwarte kraai scheerde over de stille en verlaten vlakte terwijl ik vlak voor Doulens bij "Ou Bac du Sud" snel een kopje koffie dronk. Een wat eigenaardige naam, Ou Bac du Sud, gelegen op een heuveltop en omzoomd door hoge peppels, een lelijk gebouw met zadeldak midden in het niets, maar allang een begrip en pleisterplaats met aan weerszijden van de weg een blubberige parkeerplaats vol plassen van gesmolten sneeuw.

Wonderlijk vogels, kraaien, maar ze zijn het gewend om alleen te zijn, over grote vlakten de scheren en vaak lijken ze de laatsten te zijn: als geen dier zich meer vertoont en geen vogel meer fladdert, dan verschijnt, opmerkelijk, altijd nog wel hier en daar een kraai, of zijn grote broer, de raaf, klapwiekend, soms hoog in de lucht, dan weer kalm over de serene velden.

Na Amiens nam de stilte alleen maar toe, vooral toen ik Poix de Picardië achter mij liet in ik via Grandville en Marseille naar Gournay karde en vrijwel niets meer tegenkwam: het werd zo stil dat het bij mij gevoelens van zo'n grote raaf op riep; het Dafje, golvend met de lading potgrond over de glooiingen, hier hoorde het andante van de vierde symfonie van Beethoven bij, van de weeromstuit begon ik het maar zachtjes te "zingen", want het CD-tje kon ik niet zo snel vinden.

Zij, de kraaien, en vooral de grootste onder hen, zijn het gewend, het zit ze immers in de genen, de eenzaamheid, het wieken in de stilte dat begon toen ze over de eindeloze watervlakte werd losgelaten, uren en urenlang vaste grond zocht maar deze niet vond; wat zal er toen toch door haar zijn heengegaan: als eerste en enige weer vliegend in de lucht over landloze eindeloosheid: een enorme zwarte kraai als eerste en laatste vogel, krassende geluiden die niemand hoorde of meer hoort.

Na vier en een half uur kwam ik aan in Les Andelys, een klein stadje aan de oever van de Seine en aldaar stopte ik een tijdje om de wettelijk voorgeschreven rust te voleinden, net voor de brug onderaan een steile rots met bovenop een oude ruïne. Hier en daar gaven de eerste viooltjes een weinig kleur aan de bodem, maar verder is de natuur laat dit jaar: hoewel de knoppen zwanger zijn en de takken van voorjaarbloeiende struiken op openbarsten staan, is alles nog kaal en grijs: de winter duurt lang dit jaar.

Bij Gaillon stak ik de Seine over en reed daarmee Normandië binnen en via Evreux zocht ik de weg op naar Conches en Ouche waarna ik door ontzettend mooie dorpjes als La Neuve Lyre en Rugles kwam, op weg naar het stadje L' Aigle, ook al zo wonderschoon en, vooral, oud. Overigens blikte het na de Seine toch wel anders: de lange, eindeloze en glooiende vlakten maakten plaats voor meer kortere hellingen, meer akkerafscheidingen en steeds meer vee in de weiden, benevens ook meer bossages tussen de weiden terwijl de wolkenlucht enorm aan verandering onderhevig was. soms een eindeloos wolkendek waar op diverse plekken de stralen van de zon door mochten, dan weer een grote open plek met vers zonlicht en daarna weer inktzwarte wolken tegen een het donkergroene voorgrond van zo'n heuvelweide en het hagelde zelfs flink toen ik op mijn eerste adres bij de gemeentelijke groenvoorziening van Seés aankwam en er met enige tegenzin aan meewerkte dat Frankrijk groter en Nederland kleiner werd door er de lading potgrond af te leveren: niet alleen door de Euro, ook door het uitvoeren van grond wordt Nederland door de groten opgeslokt.

Een tweede en laatste, en eveneens een potgrondklant was niet ver van de eerste vandaan, in Lonrai, net even buiten Argentan en nog voor vijf uur had ik ook daar de vracht er uit waarna ik vast richting teruglaadadres reed en via La Ferte Macé kwam ik al snel aan in Flers alwaar ik in de buurt ga laden en uiteraard wist ik, onder de rook van, een knaagschuur, op de plek waar zo ongeveer de Orne ontspringt en gevuld wordt door de steeds weerkerende regenbuien.

Maar tussen de regenwolken door tuurde ik en opeens schouwde ik tussen de wolken door de nachthemel in, kreeg toegang tot de sterren en zie, ik zag een eenzame zwarte vogel vliegen, krassend tussen Castor en Pollux door; het was al laat, te laat voor de maan die reeds de horizonten voorbij was.

Aldus schreef ome Willem.
---