woensdag 6 februari 2013

Het schijnzijn.

Omdat de klant pas op negen uur open ging, kon ik weer een paar uurtjes verder met het boek dat over het zo ongeveer meest staatsgevaarlijke kereltje van Nederland gaat, althans, dat moet haast wel want anders besteed je daar als geheime dienst niet zoveel en zolang tijd en aandacht aan.

Zes paletplaatsen, ze zaten er zo in, en toen op naar het volgende adres, een wijnboer in het plaatsje met de naam San Zeno di Colognola ai Colli, een hele mond vol en onder de rook van Verona, dus snelde ik voort, dit maal, wat onvermijdelijk, over de kaarsrechte snelweg met slechts twee flauwe bochten, bij Bergamo en Brescia onder een uitbundige zon: een strakstrakblauwe lucht dat hemels afstak tegen de witte Alpentoppen links van mij.

Inmiddels borrelen vragen in mij op, vragen in deze wereld van zijn en schijn: ik geloof nu eenmaal niet, niet in toeval en toevalligheden, ook niet in een ogenschijnlijke toevallige ontmoeting; dat toeval is, inderdaad, louter schijn want afgezien van schijn heeft en treft alles doel en zin en tijdens de langdradige rit over de rand van de Po-vlakte had ik tijd om na te denken.
Hebben, alles willen hebben, maar hebben is geen zijn!


Ondanks het feit dat ik zelf de meelberichten van de wijnboer onder ogen kreeg en waarin stond dat ze alle benodigde documenten in orde hadden, begreep ik dat ik toch in Italië was: de twee paletten zaten er binnen vijf minuten in, maar de burojuf had ruim een uur nodig de gereed gemaakte documenten aan mij te overhandigen; waar zouden we zijn zonder haar!

Bijna alles berust tegenwoordig op schijn, meer dan ooit! Elk televisieprogramma is schijn: men kijkt op een scherm naar beelden die er niet zijn: hetgeen men ziet, bestaat wel, maar juist niet op dat scherm: het slechts schijn! Ik behoorde tot dat merkwaardige mensenras dat naar beelden keek die er niet waren! En zo leven wij voort, in een wereld van schijn met nauwelijks enig zijn, van nauwelijks een daar zijn.

En juist dat is het merkwaardige van een boek of een geschreven woord. In een boek staat wat onzichtbaar is, maar als zichtbaar, als zijn, uitgedrukt. Immers, en ik schreef het al eer, muziek, woorden en geluiden zijn onzichtbaar, met onze ogen dicht nemen we ze waar. En zoals de stijkstok de snaren van de viool bespeeld en zo het onzichtbare geluid voortbrengt, zo lezen ogen de gedrukte of opgeschreven woorden waardoor oren het spreken hoort.

Aan het einde van de middag rijdt ik vanaf San Zeno het dal weer uit terwijl inmiddels het thuisfront een nieuw te laden opdracht voor mij heeft gevonden, op nog geen tweehonderd meters afstand vanaf het adres waar in vanmorgen vroeg stond, dus keerde ik over dezelfde weg weer herwaarts; nu had ik de Alpen rechts van me.

Even voor Milaan houd ik het voor gezien en verdiep mij verder in het boek van de staatsgevaarlijke die ik in het vervolg maar niet zonder kogelvrij vest wil tegemoettreden. 'T is geen toeval dat ik 't lees, mij ruim een week geleden door de schrijver in handen gedrukt, de wegen kunnen raar lopen, en niet alleen de wegen waar ik doorgaans over snor. Alles heeft zijn zin en bedoeling, doelloos is slechts de schijn.


Tegenover schijn, dus, het zijn, zoals zijn zijn tegenover vindt in hebben: hebben blijkt dus schijn te zijn! Hebben, maar je hebt niets omdat het zijn afwezig is!


Ik lees verder en hoor gekijf, asociaal gescheld en narigheid in de raadkamer van het Amsterdamse stadhuis, lui die de burger leiding moeten geven, een stad besturen; hoe halen ze het in hun hoofd!

Ook daar is het, dat de schijn bedriegt, zo blijkt, want achter een facade van schijn ligt de wereld van het valse zijn.

En ook dat blijkt weer toneel, een schijnzijn te wezen, of, zoals hebben, dat niets is omdat het geen zijn heeft.

Aldus schreef ome Willem.
---