Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 18 januari 2013

De dreiging.

De uitzichten waren weer wondermooi, zowel die in Vignale als die in Canelli, twee adressen waar ik goederen ophaalde voor twee Nederlandse klanten, het maakte wederom herinneringen in mij wakker, paradijsherinneringen ditmaal, iets van voordat ik was, van het weten van de tijd vóór mij, dat ervaar ik keer op keer bij zulke vergezichten, alsof je in een terugblikspiegel kijkt.
Terwijl het krieken het duister verdreef reed ik eerst vanaf Vercelli naar Casale M, voluit Casale Monferrato geheten en dan over de SS 31 richting Alessandria, maar tussen San Germano en Occimiano rechts af, de geheimzinnige bergen in, de streek die aan de noordkant geflankeerd wordt door de rivier de Po, een smalle weg op door een glooiende streek, volslagen onbekend voor de gemiddelde toerist, maar waar een sfeer hangt tussen eeuwenoude historie, noeste landarbeid en serene rust terwijl na een kwartiertje het hooggelegen Vignale Mf, voluit Vignale Monferrato, opdoemde en net daar tegenover, op een nevenberg, moest ik wezen zodat mij een bijzonder uitzicht werd gegeven.
Natuurlijk was het allemaal weer niet klaar, "want ik zou", zo zei de boer -want het was bij een agrarisch bedrijf waar ik spullen voor Nederland ging laden, slecht 1 enkele pallet- "vandaag komen", Italiaanse logica, vandaag komen betekend hier nu eenmaal niet, de zaken gisteren in orde maken: driftig zette hij zich achter zijn laptop terwijl anderen de goederen op de palet stapelden: maar toen bleek, wellicht door de koude, de accu van de heftruck kaduuk te zijn: soms krijg je de indruk dat die goederen er altijd alles aan doen om hier, in Italië, te blijven.
Ondertussen nam ik de omgeving in mij op; het was fris, koud gewoon, net boven nul en in het oosten, zuid-oosten, zag het er onheilspellend uit. Witgrijze lucht vol onvervalste "neve", italiaanse sneeuw en het leek deze kant op te komen; als een ware witte toverbal trachtte de zon, opklimmend vanuit dat oosten, zich van de witte massa los te maken, maar hoe verder zij klom, hoe meer de sneeuwende massa mijn kant op kwam.
Natuurlijk, zoals gewoontegetrouw, waren de goederen een half uur eerder in het voertuig dan de papieren, en natuurlijk ging er weer van alles mis met de "papieren", meer mis dan vroeger, want nu gaat alles met de compjoeter en daar ging weer van alles mis terwijl de kaalhoofdige boer in lichte paniek begon te raken; waarom vind ik Italië toch zo mooi?
Maar goed, na een uurtje kon ik toch nog weg.
Eerst de heuvels weer uit, wat slingerend, dwars door de smalle straatjes van het dorpje Quargnento met een prachtige kerk en vandaar via Alessandria richting Canelli; even "boven" Canelli wachtte een tweede adres, boven, in tweeërlei betekenis, ten noorden en letterlijk: hoog.
Intussen had de zon ook gereisd, maar ze kon maar moeizaam boven het massagrijs uitkomen, de sneeuw naderde, in Alessandria had ik al enkele vlokken te pakken: als dit maar geen drama werd.
Nu ben ik best gek op kleine, smalle wegen, maar bij sneeuw betekend dat wel, dat, indien zij valt, je dan aardig de pisang kunt zijn, want ze worden pas als laatste of soms niet schoongeveegd; en in een dergelijk berggebied zou je zomaar voor dagen in de sneeuw vast komen te zitten: zelfs kettingen helpen dan niet meer. Vandaar dat ik met argusogen de naderende wolken angstvallig in de gaten hield; ik moest er even niet aan denken....




Ook ben ik wel wat gewend als het om smalle, bochtige wegen gaat, maar ook op dit vlak ervaarde ik een nieuwigheid: de klant zat boven op een heuvel-, zeg maar, bergtop en de uiterst smalle weg was nagenoeg loodrecht omhoog met een helling waar de Redoute of de Muur van Huy "U" zouden tegen zeggen: ik was blij dat het wegdek droog was, want de wielen waren dan onherroepelijk gaan slippen en mede gezien het naderende onheil uit de lucht sloeg ik, geheel tegen mijn gewoonte in, een kruisje, maar ja, in Italië, in het land van het Vaticaan, mag dat wel voor een keer.
Het stijlste stuk ging de 22 procent wel te boven, maar eenmaal boven loonde het de moeite: het was tien uur en de zon had zich weten te ontworstelen aan wolken, keek ik naar het oosten, zag ik vreselijk nimmerweer, blikte ik naar 't westen, een immens azuurblauwe lucht vulde dan mijn blik met héél ver op de achtergrond de witte Alpentoppen die als een reuzeketting in een halve cirkel het westen begrensden.
Hier was de zaak wel gereed en tegen de dame die voor verlading zorg droeg deelde ik mijn zorgen omtrent de naderende sneeuw mee, maar ze wist mij te verzekeren: het dreigende onheil zou de hele dag nog dáár blijven hangen en pas later, op zijn vroegst in de avond, maar vermoedelijk pas vrijdag, verder "deze" kant op komen. Eigenlijk was het gewoon jammer dat ik, toen de zaak er in zat, weer verder moest, dit, ondanks de dreiging, oord was gelijk een Hof van Eeden, en zo magistraal, in de sfeer van de winter: uit de kale druivenstruiken klonken strofen uit het langzame deel van Vivaldi's inverno, de Quatro stagioni.
Slingerend kwam ik uit midden in het nauwe centrum van Canelli en vandaar reed ik naar mijn laatste ophaalklant waar ik werd afgeladen, het adres even onder Turijn, Piobesi Torinese, waar spullen, die wij daar brengen, worden omgepakt en die wij daarna later weer ophalen. Inmiddels werd het, door invloed van een stralende zon, steeds warmer en rond de middag zelfs, ondanks het vriesweer van in de lucht, even over de tien graden. Nog steeds keek ik met een gemengd gevoel naar gindse wolken, maar de dame kreeg gelijk: de wolken werden door de onzichtbare hand geremd terwijl ik vanaf Piobesi naar het stralende westen afreisde.
Aldus schreef ome Willem.
---