donderdag 17 januari 2013

Avondrood

Ooit ging ik met de trein, van Nice naar San Remo, maar ik weet er niet veel meer van, hoor, niet alles wordt als herinnering opgeslagen, ik weet alleen nog dat ik in San Remo het station uit liep en onder de indruk kwam van de voorname statige gebouwen en op de terugweg een fles negrita rum voor mamma Anita mee nam.

Vanmorgen, het was nog donker, natuurlijk was het nog donker toen ik weer vertrok, want het is 16 januari en ik begon aan de lange, lange weg met zijn vele tunnels, eind jaren zestig van de vorige eeuw gebouwd langs de kust door uiterst kiene constructeurs aangelegd als een ultieme verbetering van de Via Aurelia: geen bocht ligt verkeerd.

Het is eigenlijk ongelofelijk, met mijn ogen nam ik ook geen bocht verkeerd, mijn ogen die reeds zestig jaar dienst doen en in het vroegdonkere morgenuur verbaasde ik mij daarover: iets, dat je niet eens zelf hebt aangeschaft, blijkt onverminderd goed functioneren, als een adelaar zien zij alles.


Kort na de treinreis zou ik het nog wel geweten hebben, de prijs van het retourtje, het uitzicht tijdens de reis, de mensen die ik zag, het gezicht van de conducteur, hoe de grens werd gepasseerd, maar kennelijk wordt in het verloop van de tijd een groot deel van de herinnering geschrapt. Vreemd is dat.

San Remo, Imperia, Albenga, Savona en Genova, en juist toen het morgenrood op zijn mooist was, reed ik even voorbij Genova langs Ruta, een dorpje waar Nietszche de laatste hand aan zijn Morgenröte legde, een boek dat hij eerst een paar andere namen gaf, maar na zijn ingegeven uitspraak: "Er is nog zoveel morgenrood dat niet geschenen heeft", kreeg het zijn definitieve titel en het is eigenlijk zijn eerste echte boek dat hij na zijn breuk met Wagner en zijn ontslag als professor aan de universiteit van Bazel, heeft geschreven.

Niet alleen hetgeen je ziet kan als blijvende herinnering in jezelf achter blijven. Ook wat je hoort, ruikt en voelt kan, elk op eigen wijze, worden herinnerd.


In een klein dorpje tussen Genova en La Spezia haalde ik wat spullen op voor Nederland waarna ik weer vertrok, nu via La Spezia richting Parma, de weg dwars door de Ligurische Alpen en waar het vanaf Pontremoli sneeuwde, heel erg sneeuwde, maar hoewel ik niet veel met dat witte spul heb, de bergen lagen er als sprookjes bij, zeker toen de zon zich even door de sneeuwende wolken heen wist te boren: ik wist dat ik even getuige was van een uniek vergezicht waar alleen sagen van vertellen; nergens is de sneeuw zo mooi als hier, op italiaanse bergen; betoverd snorde ik voort.

Eigenaardig: je kunt alleen datgene als herinnering opslaan wat je zelf hebt meegemaakt: een herinnering is niet overdraagbaar én, een herinnering is onzichtbaar. Nooit zie je een herinnering van een ander.

Trouwens, het koudemonster is diep doorgedrongen in Europa, zelfs de bergen aan de zeekust waren al met sneeuw bestrooid en zodat je maar even hoger kwam, overal wit en hoewel het net even boven nul was, lag er in de streek rond Parma een dikke tien centimeter, overigens wel op weg snel te smelten; net na middagpauze kon ik, even voor de stad, drie paletten kwijt.

Van Parma naar Milaan is al gauw twee uur, en dan moest ik nog een stuk naar het noord-westen zodat ik er geen rekening mee hield de volgende, en laatste klant, nog te lossen. Maar Milaan "liep" erg goed, geen file of andere narigheid. Bovendien bleek, dat het vanaf Piacenza helemaal niet had gesneeuwd, integendeel, het was er de hele dag vermoedelijk zonnig geweest en tot mijn eigen verbazing lukte het nog de klant in Buscate te lossen, zodat ik weer verder kon.

Niet veel meer, want de tijd was aardig op en via Turbigo reed ik eerst naar Novara. In het westen daalde de zon reeds diep en bescheen de majestueuze Alpen in het noorden: de enorme, witte reuzen kregen kleuren, steeds meer. Karmozijn, oker en goudbruin, de avondzon veroorzaakte een vredig mozaïk op gindse bergen, zo mooi!

In het donker naderde ik Vercelli, een desolaat stadje zonder muren midden in de westelijke Po-vlakte en ik besloot er de rusturen te nemen.

De dag staat inmiddels weer in het geheugen, verbazingwekkend dat het kan, het kán! De onstuimige zee, de prachtige bergen in wintertooi, en dan opeens de ondergaande zon, ik nam het waar met ogen, weliswaar "mijn" ogen, maar in hoeverre is iets van mij als ik het mijzelf niet gaf? Niet kocht?

Het zijn de vele raadsels van de avond. En er is nog zoveel avondrood wat nog moet kleuren.


Aldus schreef ome Willem.
---