Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 26 december 2012

Het struikelwoord.

Voorbij is ze weer, de zonnewende, en terwijl ik mij vanmorgen weer zuidwaarts keerde, vertrok de zon vanuit de verre gewelven van de Steenbok mij tegemoet om weer koers te zetten naar het domein van de Kreeft waardoor onze waters warmer worden, onze dagen onverbiddelijk lengen gaan.

Al eeuwen werd er voormaals over gesproken en al eeuwen was het te zien, dat duisternis steeds wijkt voor licht, door de zon, door een kaars, maar ook door een stem met gesproken woorden, lichtbrengende woorden in duister; de puzzel viel samen en alle stukje op z'n plek, terwijl niemand het in de gaten had, ten tijde van Cyrénius, óók hij niet.

Een merkwaardige morgen, doodstil, alsof ver voorbije jaren waren weergekeerd; tot voorbij Maastricht bijna niemand op de weg en ik moest diep afdalen en speuren in de schuilhoeken van mijn geheugen om mij te herinneren wanneer het voor 't laatst zó stil was op de weg.

Net zoals vóór Hem Socrates werd niets van Hem op papier bewaard: alles van en over Hem werd door anderen in woorden getekend: voor zover ik weet schreef Socrates nooit één letter, van Hem is bekend dat hij eenmaal schreef: in het zand.

Ook België was stiller dan normaal terwijl de regen in stromen neerkwam. Hier en daar had ik zicht op de dalen waar regelmatig drassige plekken en woeststromende beekjes waren te zien: het bleef maar doorgaan en met achtergedachten overdacht ik allerlei metaforen met mijn geest: de woeste stromen, het reinigende water. Natuurlijk had ik muziek op. Muziek!

De wereld, de mensheid, vroeg om een oplossing, op verlossing wellicht, wie of wat rechtvaardigt eigenlijk het bestaan? Krankzinnige oorlogen woeden voort, hongersnoden, uitbuiting, ja, zelfs onrechtvaardige slavernij in ons eigen Europa waar niemand iets aan doet. Niemand! Mensen worden illegaal verklaard! Mensen! Het zijn de rauwe kreten van de wanklank die ik hoor; mijn innerlijk verzet zich en wanklank is geen muziek.


Luxemburg, daar was een gat waar voor even het licht van de zon op de terugweg doorbrak, maar daarna ging het onverminderd door, zware, hevige buien in Lotharingen, tot aan Nancy aan toe. Muziek van La Finta Giardiniera inspireerde mij, deed mij afdalen in de diepte van mijn ziel, mij opwieken naar geestelijk hoogten, als een kloosterlama die even boven de grond zweeft.

Een nieuw woord kwam de wereld binnen, een eeuwig woord dat zich rusteloos door voorbije eeuwen voortbewoog, zonder ophouden, een Woord dat tot nadenken stemt, een boodschap, troostend, en ook oordelend: wie denken wij wel dat we zijn, wij, die door de geschiedenis zullen worden achterhaald? Ooit komt er een tijd die geen tijd meer heeft.


Het was pas twee uur, de regen maakte plaats voor steeds minder wolken, ja, voor vriendelijk weer zelfs, terwijl oostelijk de maan zich reeds liet zien en ik zag de verre zon zich hijgend achter wolken stoppen, steeds verder, tergens langzaam, naar de horizon zakken en toen ik langs de klimmende rotswand bij Besançon reed, viel reeds de avond in, mijn geest draafde intussen voort van het denken.

Het verkeer was inmiddels aardig op gang gekomen, personenverkeer. Vrachtverkeer nauwelijks en zo rond achten had ik mijn bestemming bereikt. Onderweg speurde ik de hemel af, zag de maan tussen de Orion en Ram in staan en daar vlak bij een dwaalster. Daar, in de hemelse gewesten, gebeurt altijd wel wat, maar wat? Wat moest die dwaalster daar?

Mijn ziel wandelt verder in diepe duizel over een smal zanderig bergpad. Opeens struikel ik en tuimel voorover en met mijn geest zie ik hoe mijn ziel zich schaaft aan het ruwe, grove, zand; in een reflex grijp naar mijn verzwikte enkel, al liggend kijk ik om. "Auw"! Alles doet me pijn en er komt bloed uit de schaafwonden van mijn ziel; ook de hand die mijn enkel greep, drupt. Dan zie ik het liggen; waar ik over viel.

Woorden in het zand. Met mijn bloedhand grijp ik er naar.

Als een laatste stohalm.

Aldus schreef ome Willem.
---