dinsdag 18 december 2012

Het schuldkrediet.

Het was recentelijk zo schoon, zo nieuw, zo onschuldig nog toen het begon, onbesmet, vol met hopeloze verwachting, het jaar, dat, op enkele dagen na, weer oud is en ook dit jaar achter de horizon van de geschiedenis zal verdwijnen met achterlating van schuld en schuldigen.

In deze volle voorlaatste week vertrok ik weer, na eerst te Amsterdam te hebben gelost en geladen, naar Frankrijk, dit keer een Frankrijk waarboven de hemelsluizen volledig werden opengezet: enorme stortregens, alsof alles nog even voor het einde van het jaar moest worden gereinigd, afgewassen.

De mens leeft, leeft voort, zoals de jaren jaarlijks voortgaan en meent, dat er geen ophouden aan is. Het lijkt er soms op of we na een jaar leven krediet hebben opgebouwd, we hebben het jaar geleefd, genoten soms en we denken dat het zo langzamerhand van ons is, dat het lot verplicht om ons steeds langer te laten leven en genieten.

Het was druk, vandaag, wegen vol voertuigen en diverse ongelukken: bij Gorinchem zat de boel vast, maar ook in Antwerpen en Brussel en zelfs in Charleroi nog even File. Maar daarna, op weg en voorbij de Franse grens, werd het steeds rustiger, totdat het eindelijk stil werd.

Telkens wanneer we weer eens wat hebben verricht hebben we een behoefte aan minstens een evenredige tegenwaarde en door die behoefte menen we dat wij daar recht op hebben; een krediet hebben opgebouwd.

Stil, verkeersstil dan, want de regen pijpensteelde maar door, de ruitenwissers maakten overuren terwijl het donker alweer vroeg inviel: tot voorbij Saint Dizier werd het vandaag.

Bij van alles en nogwat menen wij een tegoed te hebben opgebouwd en in alle krediet dat wij denken te bezitten, gaat het om een denkbeeldig krediet dat het verleden in de toekomst heeft uitstaan.

Slaperig draai ik mij om, denk na over schuld en schuldig: de mensen, alle mensen, alle dingen, alles is ons schuldig, een vermeende schuld.

Alles wat in het verleden ons heeft geschaad voelen wij als een verstoring van evenwicht dat hoe dan ook moet worden hersteld en uit dat wachten leven wij. Steeds weer het naderen van het oude jaar, de dreigende nadering van onze eigen eindigheid geven ons het inzicht dat het van zulk een herstel er niet, ja nooit, zal komen.

Ineens afstand doen van het verleden. Afzien van datgene wat het verleden heeft opgeleverd: afzien van het denkbeeldige krediet, van menen, dat hetgeen noodzakelijk is ook meteen een recht is.
Afzien van het ik.

Dat is, wat diep in de woorden "gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren" zit verstopt.

Aldus schreef ome Willem.
---