Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 19 december 2012

Donker.

Alsof het nooit meer licht zou worden, maar zo verglijden rond deze tijd de dagen, dagen die meer nacht dan dag zijn. Het hele traject langs de bovenloop van de Marne reed ik in het donker, het gedeelte van de rivier waarnaast voor scheepvaart een kanaal werd aangelegd dat nog steeds in gebruik is, een kanaal met tunnels door bergen, overigens niet ongewoon in Noord-Frankrijk; ze hebben zo kilometers kanaal gegraven, de meesten tussen 1850 en 1900.

Maar toch kroop onverdroten uit de decemberduisternis weer licht, rond de waterscheiding klaarde het donker op, langzaam, vanwege een hoog in de lucht aanwezige enorme regendeken. Regenwater dat even na langres, ná de waterscheiding, niet meer via de Marne, Meuse, Mosele of Seine in de Noordzee terecht komt, maar via de Saone en Rhône naar de Middellandse Zee toevloeit


In Dijon was mijn eerste klant waar het lossen, zoals gewoonlijk, voorspoedig ging; zo rond half elf reed ik er weer de poort uit, op weg, samen met het neerstortende regenwater, naar het zuiden.

Langzaam werd het beter weer, na Lyon open plekken in de onafzienbare grijze deken, en zowaar, op de route du soleil meer zon dan wolken en na Loriol nam ik afscheid van de snelweg.

Langs Montelimar en Donzére, Pont Espirit en Bagnols sur Cèze, vanuit hoge heuvels keek uit uit over vrijwel bladloze vlakten waar duizenden tinten grijs, zwart, bruin en donkerrood met zo hier en daar een groene soms groengele achtergrond sierend mijn ogen streelden. In de verte de enorme witte schoorstenen van de atoomcentrale, Pierrelatte. Langdurig reed ik, samen met het heerlijke zonlicht en mijn talloze herinneringen, door de streek waar ik al vijftig jaar kom. Al? Wat is hier vijftig jaar! Toch niet meer dan een heel klein zuchtje op de eeuwentijdschaal?

Onderweg trachtte ik een slordige berekening te maken en kwam uit tussen de honderd en tweehonderd dagen in veertig jaar tijd dat ik toefde in de streek tussen Nimes en Montelimar en al die keren was het steeds weer anders.

'T was weer zo mooi, de enorme wijdsheid, ze maakte me wat angstig, de natuur in een welhaast dodelijke rust, dorre bladeren dwarrelden over de weg, sierden de bermen. Sièrden! De -te- vroeg ondergaande zon vervulde mij met deemoed, dood dat de berm siert, vragen borrelden op en toen ik vanuit een hoogte over beboomde heuvels heen keek aanschouwde ik in het dorre blad en de kale bomen het raadsel, het raadsel van het leven vanuit een onverbiddelijke dood.

Het was al even donker toen ik bij de klant in Nimes aan kwam, en toen ik te horen kreeg dat ze de handel niet aannamen maar dat pas "demain", dus vandaag, gaan doen, en ook nog rond 15.00 uur, werd het bij mij ook een beetje donker.

Aldus schreef ome Willem.

---