Vooraf had ik de verwachtingen verkend; overal was het wel mis en mijn ervaring is, dat de vertraging op drukke trajecten in het algemeen groter is. Vandaar dat ik niet koos voor de "61", het traject Keulen-Koblenz dat tijdens vallende sneeuw doorgaans met veel fileleed wordt belast.
De witte val gaf overigens wel mooie plaatjes, witte vlakten, dennen en sparren onder een dikke sneeuwlaag, kerstkaartomstandigheden, terwijl na Saarbrücken er op het zwarte asfalt niets meer aan de hand was, ook niet op de weg naar Bitche en daarna, door de valei naar Haguenau.
Het voelde als een overwinning, het feit dat ik niet kwam stil te staan, gaan tot het uiterste zonder risico te nemen, met veertig ton over soms spekglad ijs, in de bochten, hoe flauw ook, de hoogste alertheid: áls je "gaat", ga je immers ook, iets, wat ik mijn Dafje noch mijzelf gun. En toch, toch proberen goed de sokken erin te houden, zestig, zeventig, tachtig soms, en vermoeiend, want door de geringere snelheid doe je er nu eenmaal beduidend langer over en het voelt: er komt geen einde aan.
Daarnaast de overige weggebruikers, de personenvoertuigen die als muizen rond de olifanten krioelen, de één bijna roekeloos, een ander gevaarlijk voorzichtig, beide hebben vaak geen notie en inzicht wat het betekend: zonder lading danwel met een zware vracht door de sneeuw te baggeren, deze medeweggebruikers, ze vormen met dit soort weer misschien wel het grootste gevaar.
Na Strassbourg was het over, uit het grijs kwam alleen nog regen, en opeens deden de ruitenwissers het niet meer. Dat werd een bezoek aan de Garage in Colmar, alweer uitkijken, door de voorruit en avondschemer, glinstering van licht in regenwater, "zo moet het er ongeveer uitzien als je met teveel op de weg op gaat", dacht ik terloops, ik volgde turend de strepen, borden kon ik niet meer lezen; één geluk, ik kon de omgeving, wist hoe en waar ik naar toe moest.
De reparatie betekende niet veel, een schroef losgelopen, na een kwartiertje reed ik weer, richting Freiburg en net na de oversteek over de Rijn bleef ik staan en niet lang daarna viel ik, doodmoe, in slaap.
Na de eerste aanval van Graaf Winter
Aldus schreef ome Willem.
---