donderdag 13 december 2012

De getalen.

Ook dit jaar zullen we spoedig achter ons laten, het jaar, dat steeds donkerder wordt, alsof het al het voorbijgaande kwaad in duister wil hullen, het wil verbergen en geef toe: het was weer een jaar om niet aan te zien: elk jaar heeft genoeg aan zijn eigen oorlogen.

Gisteren eerst de dweilen in Saint Laurent du Var gelost en nauwelijks was het licht of ik vertrok weer: ik gunde mij geen tijd om mezelf in het verleden terug te zien al tuurden mij ogen verlangend naar het oude en voorname Nice waarvan ik aan de overkant van de Var de eerste bebouwing zag.

Steeds donkerder, en ook vaker bewolkt, alleen de afgelopen nachten waren, teminste, hier in Zuid- Frankrijk, helder, dus koud en een koepel versiert met duizenden sterren en ik zocht, voor zover met het blote oog te zien, naar de planetenstanden.

Het zou druk worden, een beetje zoiets als een race tegen de klok, eerst een adresje vlak bij de oude Romeinse badplaats en het stadje dat ruim vijftig jaar geleden voor een groot deel werd weggevaagd doordat een net gebouwde stuwdam doormidden brak en een 50 meter hoge stroom alles en iedereen meesleurde, het stadje Frejus waardoor ik enkele kilometers langs " bord du mer", langs palmenstranden, dus langs de zee kwam, maar daarna weer landinwaarts, laden en op weg, naar nummer twee in Tourves, tussen Brignoles en Saint Maximin; dat lukte, nog net voor de middag.


Bijzonder dat het plaatsvindt tussen het Channeke en kerst, de nachtelijke hemel heeft zo zijn geheimen, geheimen die de wetenschap tracht op te lossen door aan sterren en planeten astronomische afstanden toe te kennen, afstanden waar, ik althans, geen waarde aan hegt, ze ook niet geloof.


Daarna volgde de oversteek van een enorme vlakte, eerst langs Marseille, daarna de enorme olie- en chemie-regio bij Fos en waar je op geringe afstand tientallen tankers braaf ziet liggen wachten, maar dan volgt het: 50 kilometer vlak en praktisch onbebouwd, potentieel industrieterrein, de vlakte waar soms een herder met schapen dwaalt, tot aan Arles toe.


De mens goochelt graag met getallen, de afstand met het verleden wordt gemeten, net als de afstand tot hemellichamen, met absurde hoeveelheden jaren, men heeft het immers bewezen, en wat bewezen is, moet opeens waar zijn, net zoals een ronde aarde en o wee als je dáár niet in gelooft. Dan wordt je bijkans in een dolhuis opgesloten.

Na Arles langs Garons, langs Gerard, Gerard Eyrault, een wijnboer die ik al jaren ken, grote kerel, vroeger een zwarte krullende, nu een grijskrullende, woeste, haardos -ik ken hem dus lang, vanaf voordat hij verkleurde- waar de handel, zoals wel vaker, niet helemaal klaar was, maar na een bovenfranse inspanning kon ik toch nog rond vier uur de mas af, de mas, want zo worden boerderijen in het Arpitan genoemd, op weg naar Estézargues, een cooperatie die al jaren uitstekende wijn maakt, zonder gerommel met filters en additieven, als cooperatie één van de weinigen, voornamelijk Granach en Syrah en dat was dan meteen het laatste adres van de dag.

Het was koud, zeker voor de Côte d' Azur, door de zon werd rond de middag nauwelijks even de tien graden aangetikt, maar verder: ook hier moest de jas aan.

Steeds al ik die getallen hoor, verwijl ik mij in innerlijk lachen, want van Jan Hendrik van den Berg leerde ik, dat de mens een kromme lijn recht ziet en een rechte krom: er is reeds in één simpele lijn een bewijs dat er verschil bestaat tot hetgeen we zien, hetgeen we weten enerzijds en wat werkelijk is anderzijds, maar ja, de mens wil zich, koste wat het kost, laten bedriegen; het liefst met de grote getallen, of het nu ouderdom, afstand of geld is.

In de schemeravond passeerde ik de Pont d' Avignon en Avignon zelf, geboorteplaats van de door mij veel gelezen René Girard van wie de gevleugelde uitspraak: "In de wetenschap is het altijd zo, dat de meest twijfelachtige dingen zo zeker worden voorgesteld dat twijfel er niet (of nauwelijks) meer kan binnendringen" ') is en wat mijn ongeloof van hetgeen nagenoeg iedereen voor waar houdt een stevig houwvast bied.

Niet lang daarna, nog vóór Orange, zocht ik in Sorgues een herberg voor mij en de oude, maar nog lang niet versleten, DAF en vond er één vlak bij het laadadres voor vanmorgen.

Een morgen waarin de koude van de afgelopen nacht week voor warmere lucht, tussen enkele wolkenflarden zie ik nog steeds de sterren, sterren en planeten, nog even, nog vóór de kerst staan de laatsten, voor de tweede keer sinds hun bestaan, op één lijn.

Zoals de meesten op één lijn staan als het over al die getallen gaat. Alleen ik sta daar een beetje op afstand, lach er bij en kijk er naar.

Kijk. Het hek gaat open, we gaan weer aan 't werk.

Aldus schreef ome Willem.
') De zondebok.
---