Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 22 november 2012

Het Dauwpunt

Hoewel ik vertrok uit de omgeving vanMontrond les Bains, de dag begon pas ik Romans dur Isere, toch al gauw een 150 kilometer verder, want het eerste deel voltrok zich in het aardedonker. Om mij heen niets dan mist die, in de afzink van Saint Etienne naar Lyon, almaar dikker werd vanwege een dampende Rhône waarvan het water die nacht warmer was dan de lucht en daardoor zoveel mist veroorzaakte.


Mist is eigenlijk een merkwaardig verschijnsel dat zijn oorzaak heeft in het relatieve van de lucht; slechts weinigen beseffen dat, maar ja, natuurkunde is niet ieders sterkste kant.

De klant in Romans begon, volgend de aanwijzingen op het welkomstbord, pas om half negen, dus was ik met zeven uur wat aan de vroege kant, dus bezocht ik even een boulanger die mij ook nog, tegen geringe betaling, een petit café verstrekte.


Lucht bevat, vrijwel altijd, vocht. Maar aan de hoeveelheid vocht zit een grens, op zeker moment is de lucht verzadigd met vocht, we spreken dan van een honderd procent luchtvochtige lucht. Meer kan er dan ook niet in, geen druppel meer.

Om acht uur ging het hek open en reed ik naar binnen; een heftrucker was al druk aan het ronddraaien en toen hij in de gaten had dat het slechts om één enkele pallet ging, prikte hij die er meteen uit, tekende de CMR en vertrok ik weer, een half uur voor de officiele openingstijd. Hier, in Romans, was er geen mist, geen wolken ook en vanachter de enorme silhouetten van de Alpen kwam reed het onweerstaanbare zonlicht tevoorschijn.

En hierin zit hem nu de truc: warme lucht kan veel vocht bevatten, erg veel zelfs, maar zodra de temperatuur zakt, wordt het bevattingsvermogen minder. Met andere woorden: lucht bij 2 graden, en met honderd procent vocht er in, bevat minder vocht als lucht bij 25 graden met, bijvoorbeeld, tachtig procent vocht er in en dit noemt men nu de relatieve luchtvochtigheid.
Maar niet erg lang, want in de afdaling naar Valence droeg de mist weer bij aan zichtverlies en vanwege de mist besloot ik op de snelweg te blijven, ook van Montelimar tot Nimes, een traject waar ik doorgaans geen snelweg rijd.

Stel: de lucht is warm, ontzettend warm, dertig graden met een vochtpercentage van 80 procent. Dan koelt het af en zie; wat gebeurt, het percentage vocht stijgt ondanks dat er geen druppeltje vocht bijkomt.
Grappig hé!

Tot aan Beziers was het aven afzien, maar toen ontvingen mij ogen weer blikken en vergezichten van bijzondere aard. Van mist was geen sprake meer, maar wel van dreigende wolken die vanuit het zuidwesten kwamen opterkken. Eerst nog overgoot het zonlicht de met herfstloof bebladerde wijnvelden waarvan enkele, met lichtgeel loof, klatergoud kleurden en de rassen met de donkerbruine bladeren kleurden daardoor als kopergoud, oud goud, zoals het goud van onze gouden tientjes.

En dan gebeurt het: het moment dat de temperatuur zakt en zakt, de lucht dus zo koud wordt dat ze dreigt meer dan honder procent voct te bevatten en dat, dát kan nu eenmaal niet: de luchttemperatuur in samenhang met deze luchtvochtigheid die dat punt bereikt, bereikt op dat moment het zogenoemde dauwpunt: de vocht moet er, hoe dan ook, uit!

Capestang, Homps, stadjes, dorpjes in de Minervois, door de Romeinen zo genoemd naar Minerva, een vermaarde streek waar ooit de dolmensen woonden en later de Khataren. Nee, ik heb er geen gekend, nee, hoewel de laatste jaren steeds meer dolmensen op de aarde lijken rond te banjeren.

Hoog in de lucht hing een dreigende, inktzwarte wolk die op barsten stond, wreed dreef ze over, chanterend bijna, maar er kwam geen neerslag, ook niet uit de andere, volgezogen dikke wolkendekens.

Spoedig bereikte ik Carcasonne, en via Bram snorde ik naar Mirepoix, een oud, middeleeuws sradje in de uitlopers van de Pyreneeën en waar je doorkomt op weg naar Pamiers, de stad waar Gabriël Fauré, een componist over wie ik niets weet, ter wereld kwam en gewoond heeft en een stadje waat ik mij laatste losadres had en om drie uur in de middag daar achterliet.

Het vocht moét er uit, mar kán er alleen uit door zich af te zetten op een voorwerp, al is het maar een in de lucht zwevend stofje. Vandaar dat dit vocht zich afzet op een -koude- ruit, in ieder geval altijd het eerst op de koudste plekken, want daar bereikt de lucht als eerste het dauwpunt.

Inmiddels was het toch gaan regenen, venijnig zelfs, stevige dunne druppels die zich zwiepend over de wegen en velden waagden, aan het landschap een guur en onheilzame aanblik gaven, ook daar kan ik van genieten; vakantiegangers maken dit nooit mee.

Doorgaans zit de lucht vol met dwarrrelende stofdeeltjes van allerlei aard, ook natuurlijke aard en dan, op die stofdeeltjes zet het te vele vocht van de lucht zich af in water, en zoiets, mijn lezers, zoiets noemt men in de praktijk, mist. Zo, en niet anders, onstaat de mist die ons gezicht belemmerd.

Foix, Foix passeerde ik, een oud stadje, men vermoed dat het door Karel de Grote werd gesticht, maar het stadje en de omgeving heeft lang bestaan als een onafhankelijk staatje en het heeft niet veel gescheelt of het had, net als nu Andorra, nog steeds een zelfstandige status gehad en dan had ik hier vermoedelijk goedkoop drank en sigaretten kunnen kopen.

Zo kwam ik tot Lavelanet waarvan ik vermoed dat zij haar naam te danken heeft aan de vele hazelnootbomen in de omgeving en de latijnse naam van de hazelnoot is Avellane, dus ligt het voor de hand dat de naam van dit stadje via L' Avellane tot Lavelanet is gekomen.

Inmiddels ben ik wakker geworden, uitgestorven stil hier, het daagt een weinig en in even verderop een boulanger wiens reuk mij tot een kort bezoekje noopt. Kom, ik sluit dit mistige verhaal maar af en ga maar weer.

Aldus schreef ome Willem

---