Inmiddels schrijden de seizoenen voort, zonder ophouden, ze komen, één voor één, en gaan voorbij en verdwijnen in de geschiedenis; geen komt weer terug. Nooit.
Winschoten voorbij, via Veendam naar Assen, dan Zwolle en daarna Vaassen waar een nieuwe vracht lag te wachten en het was eigenlijk net licht toen ik daar aankwam.
Is het niet juist dan? Ja, elk jaar wordt en werd het voorjaar, zomer, herfst en winter, maar nooit van de vier was dezelfde; zoals geen mens gelijk is aan de ander, zo is ook geen zomer of winter gelijk aan voor- of nagaande jaren, het laat iets opmerkelijks zien.
Overweldigend begon de dag, laaghangende zon prangde de voorruit, de zon, maar net als waarheid kan ze niet worden aanschouwd: men wordt erdoor verblind, gaat er met de ogen van knipperen.
Opmerkelijk, ja, het leven blijkt geen cyclus, geen steeds weer terugkerende fenomenen te zijn, maar een doorgaande reeks steeds verder lopende lijn; dat leert mij de seizoenen, dat leerde mij het vlakke Groningse platteland. Nooit werd een volgende dag dezelfde. Nooit!
Het cyclis denken van de moderne massa heeft de aarde rondgedacht, en al denkend denken wij de dagen en seizoenen gelijk, maar de werkelijkheid weerlegd deze onuitroeibare wangedachte; echter worden de meest twijfelachtige zaken door de mensheid dermate zeker voorgesteld dat twijfel er niet meer binnen kan dringen, laat staan nieuwe gezichtspunten.
Naar het zuiden nu, eerst door Nederland, Nijmegen, Venlo, Maastricht en vandaar de oude weg onder prachtige boomkronen door naar Verviers. Heerlijk weer, het zonlicht deed deed de omgeving verrukkelijk glanzen terwijl het geluk voor het opsnuiven lag; zelden lag de voerstreek er zo welgenoegd bij.
Groots zijn niet die gedachten waartegen niets valt in te brengen, maar die, die iets te zeggen hebben.
Daarna de Ardennen door waar overal het Eeuwige handschrift van de afwezige te lezen was, steeds hetzelfde lettertype, altijd weer die andere zin en hoewel ik hier regelmatig kom, steeds weer een ander lied; even na de middag rolde ik Luxemburg binnen.
Na een versnapering bij de oude weduwe in het eerste dorpje, Weiswampach, weer verder en net even na Marnach sloeg het weer abrupt om. Grote nevelen rolden vanuit het zuiden op mij af, dra ontnamen ze mij de zicht op de zon; op slag werden het weer en ik droefgeestig; ' t leek meteen een andere wereld.
Het bleef zo, de verdere dag en ter opvrolijking van mijn gemoed liet ik wat pianomuziek door de cabine klinken, passeerde Metz, Nancy en Epinal en net even voor Remiremont was het wel weer welletjes
Aan de klimrek van het denken gaat het er niet om gedachten te ontwikkelen zonder lacunes, maar om tijdens het klauteren hoogstandjes neer te zetten die overvol van inhoud zijn, achtergedachten, en die dan in de zee des tijds werpen zoals een fles in de oceaan, met een onvergetelijke boodschap voor de vinder aan gene zijde van de horizon.
Ooit.
Aldus schreef ome Willem.
---