Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 23 oktober 2012

De bissou.

De serveerster, ik schat begin twintig, loopt af en aan, terug met meestal half- en heelleeggegeten borden en vuile glazen, heen, met grote serveerkunst vier, soms vijf volle borden met dampende rijst, haricovers of crême brûlé die vervolgens voor overwegend kletsende mannelijke hoofden wordt neergezet. Wat een hondenbaan.

Het eerste deel van de reis verliep vandaag in diepe duisternis, en niet alleen dat, ook lag er over een groot deel van Normandië een ongewoon dikke nevel en door het achtervolgen van de rode achterlichten van mijn voorganger kon ik er nog aardig de sokken in houden. Nonancourt, Verneuil en zo naar Alençon en nog steeds geen spoor van daglicht.

In een hoek vlakbij de buitendeur staan twee Engelsen, steeds opnieuw met een volle en lege halve-literpul in de hand en ze vragen mij of ik "Dutch are", waarop ik ontkennend antwoord en meedeel dat ik "from Holland" ben. Met een typisch Britse blik kijken ze me aan en merken op dat dat toch "the same" is, waarom ik antwoord dat, als ik aan een Brit vraag of hij Engels is meestal als antwoord "no" krijg waarna "I am Scottisch" volgt; ze lachen zoals alle Britten lachen, schots of niet, met scheve mond en klokken terloops met de andere mondhoek nog een kwart liter weg.

In dikke mist zoefde ik bijna onzichtbaar door de Sartre, Le Mans, La Flêche, Baugé en vandaar over de brug bij Saumur. Even daarvoor onderbrak ik de reis voor een welriekende versnapering, inmiddels was het licht geworden, maar het zicht bleef nauwelijks 300 meter.

Toetjes, ik eet nooit toetjes, toetjes vind ik vreselijk, vooral als je even daarvoor lekker hebt gegeten en de mondholte nog gevuld is met de aroma's van de daarnet genoten maaltijd danwel de smaak van zojuist genoten Franse kaas nog tussen de tanden en in de speekselporiën zit; daarna zo'n toetje, jakkiebah!

Na Saumur, dus ten zuiden van de Loire, begint de Vendée, en even voor Thouars had ik mijn eerste klant die ik nauwelijks door de mistdikte kon vinden, maar eenmaal toch, was ik er binnen een half uurtje vanaf, waarna mijn mysterieuze mistreis verder ging, nu op weg naar het zuid-oosten, een dikke honderd kilometer verder, naar weer een nieuwe streek, de Poiteau en rond de middag, juist toen de mist minder werd en ik zowaar boven mij een blauw helder gat waarnam, passeerde ik Poitiers.

De serveerster blijkt "de dochter van" te zijn, moeders staat achter de toog, rekent de "repas" af, al dan niet met koffie, giet met de richardfles en besluit op zeker moment de Engelsen niet meer van nog meer bier te voorzien, heer papa blijkt in de keuken zijn koksopleiding in praktijk te brengen wat hem niet onverdienstelijk afgaat. Inmiddels zijn de Britten aan het protesteren en aangezien ik vermoedelijk de enige ben in het etablissement die Engels spreek probeer ik hen tot bedaren te brengen met op te merken dat de oorlog nu toch wel afgelopen is. Wellicht onbegrijpelijk onder de indruk betalen ze en nadat ik ze bedankt heb voor hun gezellige aanwezigheid taaien ze af; ik keer terug naar mijn bord vol œuf mayonaise.

De lucht klaarde helemaal op, de weg naar Limoges was een verrukking, golvend over de heuvels en alweer passeerde ik een grens toen ik de Limousin binnen snorde.

Het landschap leek zomers, nog weinig sporen van herfst, nauwelijks bladval en alleen aan de lagere zon bleek dat de zomer allang voorbij was en zo naderde ik Limoges, de stad die reeds voor het jaar nul door keizer Augustus als nederzetting werd gesticht.
Van Limoges ging het verder, langs, onder meer, Uzerches, de stad die mooi even zeven jaar stand hield tegen aftocht blazende "arabieren" die, door eerst door Karel Martel verslagen te zijn op de terugweg de stad wilden plunderen.

De Fransen houden er altijd vier of soms zelfs vijf gangen op na, ook hier, in deze voortreffelijke haphut,en ja hoor, nadat ik de eerste drie gangen verorberd heb, ook nu weer de vraag, of ik een toetje, een "dessert" wil en als antwoord haal ik mijn veelgebruikte grapje van stal, dat ik geen ijsje, geen gebakje, geen pudding en óók geen crême brûlé wil, maar reeds tevreden ben een petit bissou, maar ondanks de kleinheid ervan werd het nog nimmer door een serveerster gegeven.

Even verder het dal van de Correze waaraan de oude stad Brive ligt. Brive, jarenlang Brive, op elke kaart stond louter Brive, tot enkele jaren geleden, toen er opeens Brive la Gaillarde stond. Op de kaarten, de borden, overal, en nergens meer Brive solo, nu ontsloten.

Eerlang kwam ik menigmaal in Brive waar je zigzaggend doorheen reed, eerst rechts af om over de rivier te komen, dan links naar Brive oost om een spoorbrug te vinden met voldoende hoogte, dan weer geheel naar west, een volgende onderdoorgang en dan kon je eindelijk verder. Onderweg nauwelijks een tegenligger, buiten mijn motorgeronk geen enkel ander geluid dan soms bij het verlaten der stad een in de verte kraaiende haan.

Maar vandaag, ik fietste even de stad in, en ik was de snelste, want aan weerskanten stonden voertuigen bumpertje aan bumpertje de stad in en uit te willen; na mijn bezoek was het niet ver meer naar de plaats waar ik ben geland, nauwelijks een kwartier en ik kon het nog van een ver verleden, toen van de langsgelegen snelweg nog geen sprake was, toen de serveerster nog niet eens in de wieg lag.

De serveerster, de eerste die mij de gevraagde bissou serveerde, mijn Belgische tafelgenoot verbaasd en mij glunderend achterlatend.

Aldus schreef ome Willem.
---