Van Mariánské Lásně eerst door naar Stříbro en al gauw kwam ik op de weg naar Písek, je voelt het gewoon, leest het af aan de gezichten van de voorbijgangers, ruikt het soms, het hangt gewoon in de lucht en is dát het soms dat ik altijd zo melancholiek wordt als ik hier rondsnor?
Aan het einde van de ochtend, onder de hoede van lentezonnestralen, langs Tábor en inmiddels had ik uit de CD-box Ma Vlast gevist. Smetana had het juist begrepen dat deze voorname stad een muzikale ode verdiende en terwijl de laatste klanken van Tábor de stuurhut vulden had ik net links van mij, toen ik de weg, die meteen begint met de steile klim, naar Pelhřimov op reed, een prachtig uitzicht op de stad.
Veranderd hier, heel veel en steeds weer, vanaf 1900 hebben de Tsjechen al een paar keer ander geld gehad, een andere naam en ook de bevolking wijzigde zich rigoureus, soms met een aardige dosis geweld en dat merk je, aan de sfeer, aan de mensen, de heuvels roepen, schreeuwen het uit.
Jihlava, Brno en dan via Slavkov u Brna, u weet wel, waar de slag bij Austerlitz plaats vond, over het pasje van Staré Huté met even verderop het merkwaardige eenzame kasteel van Buchlov, en dan weer naar beneden, Uherské Hradiště.
Nadat de Keizer van Oostenrijk-Hongarije hier een tijdje de scepter zwaaide, kreeg Tsechië na de eerste wereldoorlog zo zijn onafhankelijkheid, maar vanwege grote etnische verschillen bleef het altijd wat rommelen, vooral tussen Tsjechen en de enorme hoeveelheid Duitsers. Tijdens de tweede wereldoorlog werd een groot deel als Duits geannexeerd en werd een restant Tsjechië de vazalstaat Böhmen und Mähren (Bohemia en Moravië), kompleet met eigen geld en postzegels.
Na een half uurtje kwam ik aan op een vertrouwt losadres in Otrokovice, binnen een half uur was de kar leeg, op die ene kist na die ik nog moet gaan wegbrengen. Meteen reed ik een stuk terug, tot Uherské Hradiště waarbij ik langs een heus Nederlands kaaswinkeltje kwam waarvan ik een foto op het weblog plaatste.
Tijdens de Nazi-tijd werd veel vernield, een zwarte deken lag toen over een groot deel van Europa en hier, in dit land was dit vanwege zijn vele Duitse inwoners nog met een extra dimensie. Het had tot gevolg dat aan het einde van de oorlog nagenoeg alle Duitsers zonder pardon de grens werden overgebonjourd.
Via Veseli nad Moravou kwam ik na een half uurtje aan in Skalica, net over de Slowaakse grens, het land waar Josef Tiso tijdens de Nazi-tijd als eerste president van dit land heeft geheerst en na de oorlog door de leiders van het toen onafhankelijke Tsjechoslowakijë aan de wurgpaal terecht gesteld.
Via Hodonín - terug in Tsjechië- en Břeclav kwam ik uiteindelijk aan in het oude Nikolsburg, nu Mikoluv, waar ik een aardige plek vond voor de overnachting, Mikoluv, een kleine stad met een prachtig slot, waar ooit tweederde van de bevolking uit Joden bestond, de rest was Duits, eigenlijk van oorsprong dus een on-Tsjechische stad, maar nadat de Joden in de tweede wereldoorlog óf gevlucht zijn, óf vermoord werden, zijn vervolgens weer alle Duitsers uit de stad verwijderd en wonen er nu voornamelijk Tsjechen, het kan raar gaan.
Na de bevrijding, de bevrijding van de Nazi's, werd de lente verwacht, maar helaas, want een strenge communistenwinter kreeg jaren lang dit land in zijn greep, bijna vijftig jaren, waarin de ontwikkeling en de vooruitgang, die het "westen" heeft gekend, hier nagenoeg stil stond, het is nog steeds te zien, goed te zien ook en het maakt deel uit van wat ik ruik, zie en voel, ja, ik hóór het zelfs aan de weerklanken, aan de terugkaatsende echo's vanuit de heuvels, het landschap, wat lijkt het hier nog op de wereld vanuit mijn jeugd!
Aldus schreef ome Willem.
---