vrijdag 13 april 2012

De drie.

Als bij toverslag veranderde de wereld, zonder nadere aankondiging, na nauwelijk drie kilometer rijden, ik zag, ik begreep, ik snorde Oostenrijk binnen, Niedern-Östenreich, en omdat na de Anschluss in 1938 de eeuwenoude naam Oostenrijk verdwijnen moest, heette het in de oorlogsjaren Niedern-Donau.

Het was vroeg, regenachtig en fris, erg fris, de heuvels lagen er, zoals gewoonlijk hier, aangeharkt bij en nergens meer een vervallen huis of gebouw meer te zien en na een uurtje kwam ik aan te Wenen, de stad die ik ooit bijna net zo goed kon als Amsterdam, maar er is thans zoveel veranderd dat ik het niet meer terug kon.

Wenen, toepasselijk onder huilende wolken, onder een grienende hemel, ik moest helemaal aan de andere kant zijn, in de Linzer Strasse, dus dat was even afzien, temeer daar het erg druk was.

Gedrieën verbleven ze hier lange tijd, Haydn, Mozart en Beethoven, bijna honder jaar voordat Gustav Mahler hier concertdirigent werd en ik luisterde in de regenachtige stad eerst naar het cello-concert van Franz Jozef en toen ik de Linzer Strasse in reed klonken de klanken van het eerste pianoconcert van Ludwig door de kabine.

Mahler en Smetana, ijverige heren, hoor, maakten best aardige muziek, maar ze bleken te laat, net te laat, want tijdens en na de onwenteling die Wagner met zijn antimuziek teweeg bracht kon het niet meer, het niveau van vóór die tijd is nooit meer haalbaar.

Nog in de morgen verliet ik Wenen, op weg terug, via Sankt Pölten en Krems reed ik naar Zwettl en niet lang daarna schreed ik bij Nagelberg, waar het zowaar aan het sneeuwen was, weer Tsjechië binnen, weer op weg naar wat sentiment uit het verleden.

Ieder hart verlangt een ander, naar het ander, waarin het rusten kan en ieder mens kent de uren waarin het een inwendige stem hoort zeggen dat het eigen hart moet streven naar groter en edeler, een hart dat boven deze vergankelijke, glimmende wereld uit komt en zulke uren zijn de moeilijkste, maar ook het schoonste van het leven.

De mysterieuze klanken van de drie van Wenen, massage voor de heimweeziel, wie zulke uren beleeft, verstaat, begrijpt, kent uren waarin hij, als het ware, boven en buiten zich uit stijgt, zoiets als edel en voornaam.

Třeboň, en daarna České Budějovice, de oude bierstad, en vervolgens de weg op naar Vodňany en niet lang daarna kwam ik door Horažđovice, op weg naar Přeštice, volgde weg 230, Stod, en kwam laat in de middag aan in Cheb.

De onnavolgbare speelsheid van de ongeëvenaarde Mozart, één enkele opstrijk op een cello die Haydn speelt gaat duizend tonen van Mahler en Smetana te boven, de eerste stroven van Fidelio doen alle waanmuziek van Wagner verbeken en in het niet verzinken, waar overigens de muziek van Wagner voor bedoeld is.

Genoeg erover, ik weet het, het kwetst sommige oren dat ik Wagner's muziek veroordeel, dat ik naast de grote drie Händel en Bach, vooral Bach, niet noem, Bach, die voor de muziek voorzien heeft van een stevig betonnen fundament waarop de grote drie een pracht van een paleis op hebben gebouwd.

De week is bijna ten einden een week van verpozen, door de velden en wouden van de Bohemen, over in bloei gerakende Moravische heuvels en valeien, even snuffelen in Slowakije, nog een tijdlang rijden door het park dat Oostenrijk heet, en ook nog even terug geweest in Wenen.

Het Wenen van de Grote Drie.

Aldus schreef ome Willem.
---