Het was al licht, en al snel stond ik er voor de deur waar een porteuse mij vertelde dat ze om half negen met werken zouden beginnen, dus begon ik, na eerst een kwartiertje te hebben gereden, hier, in Avellino, met een uurtje wachten.
Soms, ach, vaak denk je over iets en tijdens het overdenken zie je in gedachten een hoogte of diepte dat zich niet in woorden laat vangen, een boodschap, noem het een vergezicht, en dan ontkom je er niet aan om datgene wat je vermoed, te maskeren, want er over vertellen blijkt onmogelijk.
Toch, net even over achten kon ik vertrekken, en meteen sloeg ik de richting van Salerno op over een kronkelende snelweg dwars door een dicht bevolkt heuvel- en berggebied en het is eigenlijk ongelofelijk hoe die Italiaanse mafkezen dit allemaal zo hebben gebouwd.
Hier en daar, tussen de nevengelegen olijfbomen en wijngaarden stond het koolzaad rijkelijk te bloeien terwijl ook de rose kleuren van de Japanse kers waren te zien, maar verder; een harde wind teisterde de omgeving, palmen bogen zich vanwege de storm, plastic werd overal over de weg geblazen terwijl een lentezon gindse bergen, die overigens nog met de toppen in enorme wolkenketens zaten opgesloten, bescheen. Hoog, hoog in de lucht sloeg de wind onbarmhartig tegen de majestueuze wolken sloeg en zonder enige eerbied ze de zee in dreef.
Lange tijd volgde ik de borden met het opschrift Réggio di Calabria en toen de afstand op de borden minder dan 300 was, sloeg ik af en reed op naar Potenza, reed op, want de weg voert naar grote hoogte. En dit keer voerde de weg ook rechtstreeks de wolken in, een weg met krankzinnige overspanningen over diepe dalen, hier en daar zelf eng om over te rijden, maar uiteindelijk kwam ik aan in Pietragalla, een klein dorpje ten noorden van Potenza en waar de kar vol met macaroni met bestemming Oslo werd geladen. Intussen had hier de wind plaats gemaakt voor dichte mist en er viel regen, veel regen.
Uiteindelijk, om half vier, zat de 20 ton macaroni er in en ik toog herwaarts, door de mist en regen, naar Melfi terwijl ik eens uitrekende hoe goedkoop transport eigenlijk wel is: te goedkoop eigenlijk, want de afstand tot Nederland is 2.000 kilometer en er zijn er bij die dit soort vrachten aannemen voor onder de 2.000 euri en dan kost het vervoer over deze enorme afstand nauwelijks 2,5 cent per pakje van 250 gram, dit, om even een idee te geven dat, ondanks de hoge toltarieven en dure dieselprijzen het vervoer van een product nog steeds niet "duur" te noemen is.
Het leek, of de bergen rondom mij ook mijn meel van gisteren hadden gelezen, want overal bleven ze hardnekkig schuilen achter de wolkenmaskers, tot voorbij Melfi, maar daarna ging het een stuk beter, hier, over de vlakten waar in lang vervlogen tijden Hanibal met zijn olifanten doorheen trok, op weg naar de Alpen.
Weliswaar bleef de regen stromen, maar de mist was achter mij blijven hangen en in Candela nam ik de snelweg richting Napoli. Een half uur later snorde ik langs de stad met de Trajanusboog, de stad die er onder de regenwolken maar triest en droevig bij lag en even daar voorbij sloeg ik de weg naar Telese op om na een uurtje bij Cainello de snelweg naar Rome op de duiken en rond achten kwam ik aan in de rijk verlichte stad waar ik langs de zuidring bij afslag 24 een parkeerplaats en een bikhut vond.
Het zijn maskers die verhullen, een schaamte, omdat je het niet kunt uitdrukken, je houdt je handen als masker voor de ogen, maar o wee! De kenner ziet aan de hand wat er aan de hand is, wie er schuil gaar achter die handen.
Het is de maskarade van de onmogelijke tegenstellingen, zoals de klanken van eeuwige stilte, het licht van de duisternis en woorden spreken met zwijgen, het zien van onzienlijke vergezichten, het valt niet uit te drukken, wordt door onmacht en schaamte overvallen waarvoor een masker nodig is.
Waardoor de waarheid wordt verhult.
Aldus schreef ome Willem.
---