Hoewel; de afgelopen dag stond wel weer in het teken van vervlogen tijden. Nadat ik in de morgen te Decize, dat onder Philip de Stoute en Margarethe van Vlaanderen rond 1300 stadsrechten kreeg (het is maar even dat de lezer dit weet), wat paletten met vloertegels in de oplegger had gezet, vervolgde in mijn weg richting Nevers.
Decize trouwens, ligt er temidden van samenvloeiende rivieren; als een parel tussen uitbundig groen; liefelijk, hier en daar omringt door hoge bomen; een stadje waar een door drukte belast mens tot rust kan komen. Het is er altijd aangenaam toeven en met een zekere melancholiek zag ik 't stadje uit mijn spiegels verdwijnen.
Langs Nevers op weg naar Briare, een stadje aan de Loire en waar reeds in 1600 plannen ontstonden om vandaar uit een waterverbinding met de Seine te graven, een idee dat pas in 1886 geheel werd voltooit. Maar niets van deze feiten valt mijn herinnering ten deel; wel dat de route van oudsher een van de verbindingen was tussen Parijs en het zuiden en waar de weg thans net zo stil is als in de jaren dat ik hier voor de eerste keren snorde; tijdens de voorsnelwegse periode, nu meer dan veertig jaren terug.
Verstoken van nieuws; sinds lange tijd luisterde ik weer naar oude klanken; meesters van toen en waar je bij sommige stukken kippevel van krijgt; Mozarts Cosi fan Tutte is er zo één; en de negende van Beethoven; Briare zat er zó in en ik reisde verder. Trouwens: het was koud, erg koud zelfs. Onder een dik wolkendek werd het niet meer dan een graad of vier; een onbehaaglijk buiten.
En zo denderde ik door, Montargis voorbij en dit keer moest ik wel; dit keer dwars door Parijs, ouderwets, over de Boulevard Périphérique waar het, eveneens, weer een ouderwets gekkenhuis was. Daarna nog een stuk snelweg richting Lille, maar bij afslag 10 was ik 't alweer zat.
Er waren, toen, vele mogelijkheden Parijs te bereiken; Brussel-Laon, of over Noyon-Compiegne, maar ook langs de route waar ik zelf dit keer gebruik van maakte; langs Cuvilly en Roye, Omiecourt en Peronne; waar je langs oude, vermaarde knaagschuren komt die nog steeds door een aantal lekkerbekken bezocht worden en ik stelde me het voor.
De enkele voertuigen en de vele lifters die Parijs wilde bereiken ten tijde van de tijd vóór, van vóór de snelweg; toen nog niet alle rommel van de Tweede Wereldoorlog was opgeruimd. Een tijd vol van nieuwe uitdagingen, nieuwe kansen; van de tijd waar ik net achteraan kwam; een staartje nog meekreeg.
De dag eindigde historisch, eveneens historisch op Port Fluvial, bij de Admiral, op het keienterrein van de voormalige douane dat nog omhekt is door nogsteeds dezelfde gierijzeren afrastering. Inmiddels was het gaan regenen; soms zelfs stevig, en ook de kou nam wat af. Wederom een dag voorbij; wat laatste klanken en nog een klein nieuwigheidje in 't eindspel met een verrassende pionnenstand. Nog even, en ook deze correspondentiepartij zal zijn einde nemen; voorbij zijn.
Aldus schreef ome Willem.
.