woensdag 24 juni 2015

23-6-'15

Lange dagen; echt in 't donker rijden is er rond deze tijd niet meer bij. Bovendien was 't reeds een poos licht toen ik nabij Maubeuge, in 't Vlaams Malbode en geboortestad van Orli Wald, vertrok; Orli Wald, Duitse verzetsdame die, gevangen in Auschwitz, met gevaar voor eigen leven op onnavolgbare wijze zelfs daar in haar eigen benarde positie Joodse levens wist te redden. Haar naam, in noem ze maar even, opdat ze niet vergeten wordt.

Maubeuge aan de Sambre, en daarna stak ik bij Avesnes de Helpe over, rolde ik langs La Chapelle, een dorpje, vermaard om zijn maandelijkse paardrenkoersen; ouderwets snorde ik onder een bewolkte hemel de N-2 af, links en rechts van mij eindeloos akkerland in vele tinten goud, geel, groen, oker en wit. Wit, vanwege de prachtig bloeiende Solanum; enorme akkers met miljoenen bloempjes en natuurlijk zag ik weer vanuit de verte Laon opdoemen; Aisne, Oise, en nabij Parijs passeerde ik ook de Seine weil ik dit keer waagde er over de N-104 vlak langs te gaan.

Zodoende kwam ik zonder al te veel kleerscheuren op de nationaal 20 terecht en kenners weten dan onmiddellijk dat dit de weg Parijs-Toulouse en zelfs nog verder is, ontwikkeld door Napoleon, toen nog Route Imperial 23 geheten en die bijna duizend kilometer lang was. Overigens bestaat als weg de N 20 nog wel, maar is grotendeels overgedragen aan de departementen en delen hebben nu een D voor 't nummer, terwijl aan 't nummer zelf een 8 of 20 werd toegevoegd (D 2020 of D 820).

Juist aan de veel gebruikte N 20 was, even na Angerville, mijn eerste losadres; inmiddels was het aaneengesloten wolkendek uiteengevallen tot dicht aaneengeschurkte wolkeneilanden; daartussendoor priemden overal langwerpige lichtnaalden, afkomstig van de zon waardoor de gewassen op de ook hier oneindige velden van bijzondere kleurschakeringen werden voorzien; de ruimte tussen de wolkverhalen werden bij 't verder zuidwaarts rijden steeds groter en zodoende ontving het aardoppervlak steeds meer zonlicht; ook bij mij moest de bril met donkere glazen op.

Vanaf Orléans rolde ik de voormalige N-20 af, gelegen parallel naast de snelweg en kwam zodoende na vele jaren door Salbris en zocht, toen ik doorkarde richting Vierzon, naar een destijds vermaarde routier waarvan ik ontdekte dat ook deze reeds enige jaren de deuren had gesloten; een lege, ontoegankelijk gemaakte, parkeerplaats en een in verval geraakt bouwwerk deed slechts herinneren aan een ooit glorieus bestaan; trouwens, ik was ongeveer de enige wegreus die zich op het oude traject bevond dat nog veel sporen van een ooit zo drukke N-weg heeft achtergelaten.

Na Vierzon kwam al snel Chateauroux in zicht, een klein stadje aan de Indre waarvan een hoge kathedraal in de wijde omgeving de horizon bepaald en waar je eerst dwars door kwam; later werd aan de oostkant een rondweg aangelegd; weer later aan de andere kant de snelweg; dit keer pakte ik de oostkant, op zoek naar vervlogen tijden, maar niets meer dat met mijn herinnering correspondeerde, maar omdat ik toch een autostop wilde maken, trapte ik met de fiets het centrum in om te ontdekken dat het stadje niet al te smaakvol werd ingericht. Tamelijk ongezellig; pal achter de schitterende kathedraal werd een modern, bunkerachtig en lelijk winkelentrum uit beton gestort en schuin tegenover een prachtig oud stadhuis een oerlelijk modern nieuw stadhuis geplaatst waardoor het grote plein ervoor ernstig in haar schoonheid werd aangetast.

Snel verliet in 't stadje maar; vanuit de verte is ze mooier dan de dichtbije werkelijkheid en zo snorde ik verder terwijl steeds minder wolken de inmiddels azuurblauwe lucht bevolkten; de laatste kilometers voor Limoges rolde ik weer over de "oude" route, op zoek naar een smulhut, destijds ruim aanwezig en ik wist er drie die echter allen de deuren definitief gesloten hadden, dus bleef voor mij, ten leste, het "Centre Routiers" in Limoges zelf over alwaar ik een plekje tussen de honderd eerder gestalde wegreuzen wist te bemachtigen.

'T was niet al te laat, dus pakte ik de fiets en wilde er op uit, begon er mijmerend aan, gravend in mijn geheugen en denkend aan voormaalse tijden toen ik hier doolde; leg de plaatjes die ik in gedachten heb naast elkaar; van al die jaren; toen ik met een vracht kaas nog dwars door de stad buffelde, of eerder, met een lading plastic korreltjes de weg kwijt raakte; en later, er met te weinig druk op de trekas door een laag sneeuwsoep baggerde. Tientallen plaatsjes, plaatjes die ik niet tonen kan, flitsten voorbij, maar een lekke achterband bracht mij terug tot de dagelijkse realiteit; en lopend terug tot het voertuig.

Aldus schreef ome Willem.

Verzonden door ome Willem