zondag 7 september 2014

Te Grou

Tussen drie zogenaamde snelwegen, wegen die men doorgaans alleen bij nummer kent, terwijl ik ze nog altijd bij name wil kennen en aan nummers voorbij ga: in de driehoek van de snelwegen Leeuwarden-Drachten, Drachten-Heerenveen en Heerenveen-Leeuwarden, bevindt zich een uiterst idyllisch gebied; we hadden tegenwind, pal tegenwind, dus 't was stevig doortrappen van Grou naar Veenhoop terwijl er op dat stuk twee keer moest worden overgevaren.

We waren al omgefietst omdat het nog voor tienen was en de eerste pont, die ons van Gou naar de overkant had kunnen brengen, nog niet voer. Die dag, afgelopen donderdag, deden we een deel van de Acht van Grou, een fietsroute waarbij men, merkwaardig genoeg, thans tien keer een kleine waterovertocht maakt met een klein fietspontje waarvoor overigens steeds één euro voor moet worden betaald.

Eén euro, dat lijkt, is wellicht, weinig, maar iets verbaasde ons. De pontjes worden in de vaart gehouden door onbetaalde vrijwilligers, dus daar zijn geen kosten aan verbonden. Verder, zo staat op bijna elke pont te lezen, is het project betaald en wordt het gesubsidieerd door de Europese Unie: vandaar onze verbazing, maar dat, samen met de tegenwind, verhinderde ons niet te genieten van het fascinerende landschap met veel natuur. Vreemd ook, omdat we wisten dat de streek zo ingeklemd zit tussen die drie drukke snelwegen; alsof je plots in een totaal andere wereld terecht kwam.

Vanaf De Veenhoop trapten we over een smal dijkje met grinderig wegdek in noordelijke richting en nog steeds met tegenwind, voeren over te Earnewâld om door te gaan tot net voor Garyp waar we links af, op Suwâld aan wilden. Maar vanwege het aanleggen van een nieuwe weg was de weg er naar toe halverwege versperd; er was een omleiding.

Een onnodig lange omleiding die ons ver voorbij Garyp liet fietsen, zowat tot nabij Burgum terwijl we eenvoudiger nog voor het verlaten van voornoemde driehoek er in een paar minuten hadden kunnen komen. Nu deden we er een extra zeven kilometer over, de helft met tegen-, de andere met wind in de rug en even voor Suwâld staken we met een volgend pontje een druk bevaren vaarroute over; overigens betrof dit een oversteek die niet bij de Acht van Gou behoord. We bevonden ons trouwens ook even buiten de "driehoek".

Ruim een uur lang toefden we te Suwâld, niet zomaar, maar bij een oude vriend; en we kwamen wat bij van de voortdurende tegenwind. Toen terug, nu was de wind ons goed geluimd, eerst weer over de druk bevaren vaarweg, toen de driehoek weer in, langs een lang, smal dijkje richting, wederom, Earnewâld, maar enkele kilometers ervoor met een pontje, nu de oversteek naar Wartena en daarna over een iets te drukke weg, maar wel met aangename rugwind, terug naar Grou waar we, alsnog, van het pontje over het Pikmeer gebruik maakten waarvoor we in de morgen hadden omgefietst zodat we toch nog tot zeven overvaarten kwamen.

De avond viel; een prachtige maan net voorbij haar eerste kwartier terwijl de zon het meer met rood verfde; de booten tekenden met huin kale masten steeds langere schaduwen op het water; toen riep het duister de sterren tevoorschijn; het was onze laatste avond te Grou.

Aldus schreef ome Willem.
---