Tussen zes en zeven, langs Charles de Gaulle, Port la Chapelle, de peripherique exterieur en bij Bois de Boulogne rechts waar reeds in tegengestelde richting enkele kilometers file stond, de Seine over en waar je links even zicht hebt op de Eiffeltoren; dan, even klimmen, door de korte tunnel, langs Versailles, Louvenciennes en Trappes, op weg naar Ramboullet; het was me gelukt: Parijs zonder kleerscheuren voorbij.
Inmiddels kabbelde een groot grijs regenloos wolkendek hoog in de lucht, een dek zonder enige opening. Zo reed ik verder, tot vlak voor Chartres waar ik even de snelweg nam om daarna de N-10 naar Tours op te rijden. Onderweg passeerde ik enkele verlaten routiers, geworden tot een bouwval en ook deze keer kwam er weer eentje bij: knaagschuren worden meer en meer zeldzaam en dat heeft een oorzaak.
Was het ons ooit in ons beroep vergunt zoveel gage te ontvangen dat men daar ruimschoots een fatsoenlijke maaltijd van kon betalen; tegenwoordig, door de opkomende Europese slavernij is dat voor velen onbereikbaar geworden waardoor een groot aantal haphutten gedwongen wordt de deuren te sluiten.
En daarbij stegen de prijzen in Frankrijk, meer dan in menig ander land, terwijl de vergoedingen die voor verteer worden verkregen in vijfentwintig jaar tijd gelijk zijn gebleven, ja, zelfs op detail verslechterden!
Nog een reden is dat de N-10, waar eerlang toch aardig gebruik van werd gemaakt, steeds stiller lijkt te worden: tot aan Chateaudûn kwam ik slechts twee collega's tegen; vermoedelijk kent de "navi" deze weg niet en aangezien vrijwel iedereen door dat ding geboeid werd en slaafs gehoorzaamt, komen hier alleen nog kenners.
Amboise, Descartes (jawel, dat is dus ook een stadje) en voor Chatellerault weer even de snelweg op, links Futuroscoop, en bij Poitiers-noord er af, wederom via de N-10 verder, over een groot, langgerekt, tegenwoordig, vierbaansstuk, onaangenaam gemaakt om het vrachtverkeer te ontmoedigen met een geheel inhaalverbod en snelheidsbeperking, zodanig, dat ik waarachtig treiteren vermoed; daarnaas telde ik ontelbare flitspalen: ook Frankrijk kent z'n "A-2".
Doorgaans vermijd ik tegenwoordig deze nare weg en snor ik over Melle, maar omdat de losklant zich bezijden de gebooirteplaats van Michel Montignac en Jean Louis Guez de Balzac, Angolême, bevond, was ik er toe genoodzaakt; rond half drie kwam ik aan in Saint Yierieux, bij de klant waar op slag paniek uitbrak; een losmiddel in vorm van een heftruck had men niet zodat een dame meteen met de telefoon aan de sdlag ging. Maar de eerste tien, vijftien keer dat ze "belde" was zonder succes; het lijkt wel: hoe meer telefoons er in omloop zijn, hoe slechter de mens bereikbaar is. Maar ten einde vond ze iemand met een oplossing en na ruin anderhalf, twee uur verliet ik, zonder lading, het terrein, parkeerde verderop de auto en fietste even langs de Charente, door een prachtig bos, naar de inspirerende stad die ik ooit, al liftend, verliet.
Jean Louis Guez, niet te verwarren met de veel later in Tours geboren Honoré, beide wel schrijvers met levensbeschouwelijke inhoud waarvan het uiterst diepzinnige en ware "De massa, dat is het kwaad" door de laatste op schrift werd gesteld.
Na een uurtje ging ik verder, maar niet ver meer, tot aan de oude schaapskooi, Barbezieux, welker naam is afgeleid van Berbellicum waarvan in eerste deel het franse woord bebris, schaap, kan worden herkent, een stadje dat in de vroege middeleeuwen toneel was van schapenscheerders maar waar na duizend jaren geen mouton (een ander Frans schapenwoord) meer te vinden is. En het Barbezieux waar zich een -nog- tamelijk grote knaagschuur bevindt met er omheen een grote parkeerplaats die medebevolkt werd door een groot aantal oosteuropeanen. Binnen was er geen van te vinden, dit vanwege het bizarre feit dat ze het zich niet kunnen permitteren zodat er diverse lui naast het voertuig op een smerig primusbrandertje poogden zelf wat van huis meegebracht en soms wekenoud voedsel te bereiden; Nederlandse huishonden hebben een fatsoenlijker leven.
Maar hoe lang nog. Hoe lang zal ook de Franse en Nederlandse vrachtrijder het zich nog kunnen permitteren? Immers: in 1985 werd voor een 24-uurs afwezigheid van huis voor verteer en douche ruim tachtig gulden vergoed, een bedrag dat nadien nooit werd verhoogd en tegenwoordig 41 á 42 euro bedraagt. Als die trent zich voortzet, zijn ook mijn jongere collega's in de toekomst gedoemd tot een dergelijk mensonterend bestaan.
Binnen ontmoet ik Spanjaarden, een enkele Portugees en, uiteraard, Fransen en doordat de ooit zo florerende Nederlandse transportcultuur ten onder ging en verzoop in een, voornamelijk, oosteuropese vloedgolf, blijk ik op de plek, waar het recent nog elke avond vol stond met landgenoten, slechts de enige Nederlander.
Later op de avond, als ik weer terug naar het groene motel loop, dunt het wolkendek en breekt een dalende zon door die van de borrelende pannetjes op de butagasstelletjes van de oosteuropeanen lange schaduwen maakt terwijl op de dieseltank wat conserven, oud brood, vage worst en wat bier- en drankflessen staan met eveneens erachter een langgerekte schaduwstreep; desolaat staren de in smoezelige kledij gehulde lui wat om zich heen.
Lui, gevallen in de onbarmhartige handen van de miljoenenvergarende vrachtbobo's
Een bizarre toestand in de transport.
Vrije markt gaat het geweten meer en meer overheersen.
Niet zeggen, hé; "ik heb het niet...".
Aldus schreef ome Willem.
---