Het was werkelijk genieten, in de Eifel, en later, in de Waalse Ardennen, een bundel weldadige zon, prachtig groen met daartussen de lokroep van het gevederte, dan weer een buizerd hoog in de lucht, gezang, gekwetter, soms ruw verstoord door een passerend motorvoertuig, en daartussen, daartussendoor, sporters, gekleed in typische uitrusting, gehelmd als een helmcasuaris en op gekleurde tweewiellers, zwoegend als mieren, op en af door de heuvels.
Maar dat is inmiddels alweer twee dagen gelden, want ondertussen ben ik weer op weg met de goederenverplaatsmachine, beter bekend als het groene Dafje, kwam vandaag langs Keulen, Koblenz en reed tot Bruchsal waar ik de binnenlanden in snorde.
Twee van de zwoegers konden die dag op mij rekenen voor water, koek en snoep; we begonnen in Prüm, meteen naar het zuidwesten, door het dal van de Oer, stijlklimmend Luxemburg in en verder, Beho, Vielsalm; ook dat was genieten, te zien hoe enorme karakters zoveel kracht lieten exploderen, zoveel dat zware klimmen werden overwonnen; overwinnen, het beste medicijn voor behoud van karakter.
Via Bretten kwam ik aan in Vaihingen Enz en deed er de eerste klant van de hand, zwarte vaten met geheimzinnig spul en daarna verder naar het zuiden. Helaas ontbrak nog een douanedocument waardoor ik, aangekomen bij de Zwitserse grens, een tijd lang zelf met het rijwiel uit de voeten kon, betaald genietend van de wijde omgeving, totdat het moment daar was dat men in Amsterdam genegen was een doorgangsdocument voor Zwitserland voor mij samen te stellen en toe de melen, een werkje van tien minuten waar het
"kantoor" enkele uren voor nodig had.
Het doel was de Cauberg, de weg omhoog vanaf de mergelgrot van Valkenburg, een trip van ruim 160 kilometer, zigzaggend, en het was aan mij om de meest geraffineerde hellingen uit te zoeken terwijl de zwoegers volgden en zo kwam ik, min of meer toevallig, uit op de Wanne, een absurd stijle en lange klim van Vielsalm naar Stavelot: we waren ruim 80 kilometers onderweg toen één van de twee zwoegers aan het begin van de klim zoveel robuuste kracht op zijn ketting uitoefende zodat ze brak; aan mij de taak op zoek te gaan naar een nieuwe ketting die ik binnen een half uur in een nabijgelegen stadje bij een fietsenwinkel wist aan te schaffen.
Bijna had ik het plan opgevat om maar om Zwitserland heen te rijden, maar op de valreep ontving ik alsnog een document zodat ik het andere land met het andere geld in kon rijden; reeds bij Blumberg was het weer danig omgeslagen, enorme stortregens daalden neer over groene velden, vulden de Rijn bij Schaffhaussen, ras traden kleine beekjes buiten de oevers; ruitenwissers met overuren en gelukkig hoefde ik nu niet te fietsen.
De reparatie was zo gepiept, de klim was een stuk taaier: één van de twee hield het in Stavelot voor gezien en nam bij mij in het voertuig plaats, met de ander snorden we verder: Francorchamps, Jalhay en Teuven waar we bij Slenaken Nederland binnen kwamen: na een half uurtje stonden we bovenop de Cauberg: met een gemiddelde van ruim 30 kilometer per uur reed hij op eigen kracht door vier landen, de ruim 160 kilometer; een fraaie dag vol genieten was voorbij, of eigenlijk pas voorbij toen we in Roermond een flinke zak patat soldaat hadden gemaakt.
Over natte wegen verder, Winterthur liet ik links liggen, de regen leek wel niet op te houden, bliksemflitsen en op de achtergrond gerommel, vlak na Jona hield ik het voor gezien; boven mij grijze, donkere luchten. In het zuiden zou nog een maanschil moeten staan, in het noordwesten Saturnus bij de Weegschaal, aan het oog onttrokken; hoe moet het verder, morgen? Kom ik er wel over? Als dát maar goed gaat.
Aldus schreef ome Willem.
---