vrijdag 21 december 2012

De Naam.

Al jaren irriteer ik mij er aan, speciaal in Frankrijk, aan die smaakloze vertoning zo rond kerst. Opeens werden, vanaf zo'n vijftien jaar geleden, overal en jaar op jaar steeds meer de gevels ontsiert door een rood mannetje op een ladder of bovenop een schoorsteen gezet, ontdaan van elke devotie van kerst dat natuurlijk geen malle moer met de één of andere kerstman uit Magog, of in ieder geval vanuit het noorden, te maken heeft.

De donderdag verliep voorspoedig, al was het nog een hele toer: zes adressen ophalen in de Languedoc dat zijn naam te danken heeft aan de taal die in de streek wordt gesproken, de langue d' occitanië en bij binnenkomst van dorpen zijn de namen vaak met twee namen aangeduid: het Frans en het Occitán; er bestaat zelfs een Kuifje in het occitan!

Hoe plaatsnamen ontstaan is vaak met een hele voorafgaande geschiedenis, maar desalniettemin is het geven van een -eerste- naam aan een oude plaats of stad gehuld in de duisternis van een ver verleden, ja, zelfs vaak door een wolk van mystieke mysterie omgeven.


Even na achten kon ik weer verder, het eerste adresje zat in Villemoustaussou, een hele mond vol, een dorpje net boven Carcassonne en een adresje waar ik wel eerder kwam: binnen een kwartiertje was het er in en kon ik weer op weg, naar het tweede adresje, in Ouveillan zodat ik even de "oude" weg naar Narbonne op reed en na een kilometer links af ging en over Trébes en Marseillette de D 610 op snorde, voorheen dé weg van Montpellier naar Carcassonne, nu afgewaardeerd tot een eenvoudig provinciewegje.
Zo verging het ook ooit namen aan mensen. In een grijs verleden gaven in veel culturen de ouders het kind een stukje van de geschiedenis mee, bij veel indianenstammen werden kinderen naar het eerste dier dat de moeder -of vader- na de geboorte zag, genoemd en daartussen nog veel schakeringen. Echter was er tenminste één volk waar niet de ouders het kind de naam gaven, maar een geestelijke, de priester, het oude Joodse volk. Daarmee verkreeg het kind een naam vanuit de Bovenwereld, alsof er een goddelijke verbinding tot stand gebracht werd.

Maar gelukkig werd het crisis, gelukkig ja, want als er de huidige crisis ergens goed voor is geweest is het voor het substantieel afnemen van die onsmakelijke kerstmannenmanie in Frankrijk, kennelijk ingegeven door een te hoog elektragebruik, in iedergeval zijn ze zienderogen afgenomen en alleen zo hier en daar zie je nog ergens zo'n maloot roodverlicht op een laddertje staan.

Het was nauwelijks een uurtje rijden, maar toch, aangekomen bij het adres, bleek ik pech te hebben: ik had een andere auto vóór me, dus dat ging even kostbare tijd kosten.
Maar niet teveel, zo bleek even later, want nog voor elven kon ik verder, op weg naar nummer drie die zich in Narbonne-Plage bevond, maar toen ik daar aankwam raakte de eigenaar in wilde paniek en begon maar meteen te roepen dat het wel avond zou worden omdat er dan iemand zou zijn die de "papieren" kon maken. Uiteraard konden we daar niet op wachten en toen dát bleek, kon de eigenaar opeens meteen de benodigde papieren te kunnen vervaardigen en rond half twaalf reed ik al weer verder; buiten een wijn- ook een paniekboer dus.

Echter zoals zo vaak sloop het gebruik van de omliggende gojim de oude Joodse Thorawijsing en de traditie van de Tenach binnen en begon men kinderen te noemen naar iemand van de voorouders, een gewoonte dat in onze Europese cultuur vroeger veel, en tegenwoordig nog steeds, zei het in mindere mate, in gebruik is, een traditie overigens die, wat mij betreft, tenminste nog "iets" heeft: je geeft immers niet "zomaar" een naam.

Na Pierre Paniek (ja ja, die naam geef ik even) snorde ik verder, nu naar een adresje in Mèze, of liever, opzij van Mèze, langs het water van de Bassin du Thau, midden tussen prachtige, nu kale, wijngaarden waar ondanks de lunchtijd (ik was er om één uur) de handel er meteen in werd gezet, papieren er bij en weg was ik weer, nu op weg naar JeanJean, een niet zo "best" adres omdat daar altijd in slaktempo wordt geladen en het daarvoor vaak op je beurt wachten is, maar toen ik vanaf de weg zag, dat er niemand stond, snelde ik er maar meteen naar binnen: nu zou het toch wel binnen "afzienbare" tijd geregeld -kunnen- zijn.

Kort voor onze jaartelling was bij het Oude Volk het vernoemen inmiddels algemeen gebruik geworden; niemand droeg het kind nog op in de sjoe of de tempel om het kind een naam door de priester te laten geven: dat hadden de ouders al gedaan, dat in tegenstelling tot de oude zogenoemde geslachtsregisters die in de Tenach zijn te vinden: daar vindt eigenlijk nooit een vernoeming plaats.

Kunnen, ja, maar het begon er al mee dat ze een pallet extra te laden had en of ik daar plaats voor had. welnu, dat had ik, dus begon het laden, één voor één terwijl ik, om mij aan het trage tempo niet te ergeren, een schaakpartij tegen de Zwarte Bes speelde: een half uur later werd pallet tien naar binnen gereden. "Nog één dus", dacht ik nog toen ik een pion voor kwam te staan. Maar die ene, die laatste, die kwam maar niet en toen ik er na een uur wachten (!!) achter kwam dat die laatste pallet niet gereed was en ze hem aan het inpakken waren én dat het nog wel een uurtje kon duren, gaf ik te kennen die laatste pallet niet mee te nemen, ja, ik schoot en passant -ik was toch aan het schaken- uit mijn klomp en vroeg of ze het wel allemaal op een rijtje hadden; ik had er immers
nog eentje te gaan.

Inmiddels hadden de lui van JeanJean, zeker nadat ik ze meedeelde dat de naam CochonCochon beter bij hen paste, in de gaten dat ik ontstemd was en kreeg, na een boel poespas de papieren mee en vertrok na de laatste klant die er, nog net voor zessen, in zat.

De geschiedschrijvers van rond de jaartelling beschrijven het ook: de herkomst van een naam aan het kind kwam, in die dagen, volgens de gewoonte van de gojim, bij de voorouders vandaan. Overigens kunnen tradities en gewoonten van de gojim hoopvol, goed en, vooral, zinvol zijn, al is het maar voor een korte tijd, zoals het instellen van kerstfeest als het lichtfeest juist na de kortste dag.


De avond viel reeds, de kar was vol en ik had nog ruim zes rij-uren over, dus reed ik door de donkere nacht om koerst te zetten naar het noorden. Onderweg regende het ontzettend en om een uur of tien wilde ik stoppen, maar de Europese wetgeving liet dat niet toe, zo wilde ik vandaag nog thuiskomen: immers, vandaag een uurtje eerder stoppen betekend niet dat je de volgende dag een uurtje langer door kan gaan. Zo reed ik, tegen de gewoonte in, verder, tot na elven, tot net even voor Moulins, tien uur voor huis.

De volgende dag, vandaag dus, ging ik verder, door voortdurend stromende regen, en ik ben nog minder dan vier uur van huis. Onderweg, door al dat water, voelde ik mij net varend op een boot, trotserend de Franse golven.


Vervolgens beschrijven de geschiedschrijvers dat het Kind geen naam krijgt van voorouders, maar dat het zou geschieden volgens de oude regels van de Thora; een naam die gezuiverd en die naam kent nog steeds iedereen, zowel in een vloek als in een zucht.

En daar kan Santaklaus nooit niet tegenop.

Aldus schreef ome Willem.
---