Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 17 november 2012

Open deuren.

De dikke mist dempte het geluid van mijn klossen, eerst over het parkeerterrein, de stille weg over, de houten bielzen over de greppel; vaag, héél vaag begon in het oosten het vroegste daglicht waartegen het in het midden van niets opgetrokken smikkelschuurtje door de nevelen heen voor mij opdoemde.

De avond ervoor had ze het me vertelt, de kokkin en eigenaresse. De deur zat niet op slot en op de tast zocht ik naar het licht en toen ik dat wist aan te knippen bleek er in de nu verlichtte ruimte al enige mij voor te zijn geweest.

Zes á zeven, telde ik, kleurige mokken die al gebruikt waren, de overigen stonden nog netjes omgekeerd op de tafeltjes en ik pakte er één, liep naar een thermoskan en tapte een weing zwart vocht uit. Met een mes zaagde ik wat bruin brood af, met een lepeltje schraapte ik harde honing. Onderwijl kwam er andere collega binnengeslopen, ook eentje die wist van de open deur, een tamelijk unieker ervaring.

De avond ervoor had ze me het, en passant, meegedeeld: de deur zou de hele nacht openblijven en de tafeltjes voorzien van nering zodat de vroegelingen van een eenvoudig ontbijt gebruik konden maken. Voor niets! Helemaal voor noppes! Rien de tou!

De lezer begrijpt: dit adres geef ik niet prijs. Onverlaten zouden er misbruik van kunnen maken dus is het maar beter van niet. Met mijn disgenoot wisselde ik nog wat franse, overigens nietszeggende, woorden en daarna vertrok ik, naar de truck, en door de omgeving, langzaamaan meer en meer verlicht en gehuld in spookachtig grijs.

Het laadadres, Noidans le Frroux (hoe verzin je zo'n naam) was niet ver meer en na een korte rit verscheen door de natuurlijk schimmen heen een enorme grijze silo met rondom nog grijzere loodsen op een okergijs gekleurde ondergond van een groot onbestraat met plassen bedekt terrein, net vuige monsters uit nevelnoeste ontij: "zouden hier nog mensen leven?" schoot er even door mij heen.

In een stofkantoor -ik voelde me gelijk op mijn gemak- hing een naakt peertje aan het plafond en daaronder bleek een wereldvreemde fransman onder een blauwe blaar te zitten die zowaar van alles afwist: ik zette de truck zo neer dat er geladen kon worden en met franse slag werd de kar door de stuurs zwijgende met een hoop kabaal geladen: ik genoot van het onherbergzame toneel en kon het me nauwelijks voorstellen: vanavond zou ik thuis zijn.

Het verliep allemaal soepeltjes, achter het norse besnorde gelaat en onder de alpino bleek een olijkerd te huizen die de grijze benevelde gebouwen in een volkomen ander daglicht zette: "je moet er hier ook wel wat van maken om te overleven", dacht ik even.
Na wat vijven en zessen met de papieren en na een bak gekregen gore beteerde koffie vertrok ik, op naar huis, eerst door het prachtige weidegebied van de bovenloop van de Saône met hier en daar treurbruinige koeien happend aan het natte gras, daarna, dit keer, dezelfde weg terug als ik twee dagen daarvoor heen gekomen was: Epinal, Metz, enzovoorts.

Natuurlijk, het was niet saai, de herfst is nooit saai, in Luxemburg nog lekker de zon erbij, het najaar duurt lang dit jaar en inderdaad, laat op de avond kwam er een einde aan mijn werkweek.

Daar vond ik, net als vanmorgen vroeg, ook een open deur.

Aldus schreef ome Willem.


---