Maar juist over tijd zijn de meningen verdeeld Trouwens, overal, bijna overal is een mening over, en over verdeeld!: "Er zijn atomen en lege ruimten" schreef Democritus ooit in een ver verleden, "Al het andere is mening", besloot deze lachende filosoof.
Een lange, bijna kaarsrechte snelweg lag voor mij, snelweg ja, want Italianen begonnen ze al vroeg te bouwen waardoor er nauwelijks alternatieven zijn, dus raasde ook ik dit keer door, Verona, Vicenza, Padova, Venetië, Portegruaro, Palmanova en Gorizia, toen, toen pas, na bijna vier uur, was ik het land uit, maar nog niet op de eindbestemming, dat kostte nog meer tijd.
In de loop der tijd is alles wat er in mij omgaat iets anders waar ik niets van weet, net zomin als iemand maar ook iets van tijd weet, want we weten wel wat zij doet, -en ook dat nog maar deels- maar niet wat zij is.
Na nog eens honderd kilometers, toen ik op de borden Beljac en Zagreb zag staan, was ik het zat en in Ljubljana nam ik de afslag Šentvid waarna ik via Škofja Loka naar Kranj snorde, het eindpunt van deze reis.
De terugvracht moet ik laden rond Videm, het Sloweens voor het Italiaanse Udine en aangezien er genoeg tijd in voorraad was, besloot ik het er met de wagen op te wagen.
Nauwkeurige bestudering van de wegenkaart vertelde mij dat er een alternatief was, misschien een alternatief, want deze alto-route was ook voor mij onbekend en rezen er vragen. Was het voor vrachtverkeer toegestaan? En hoe zou de wegtoestand zijn? Want om mij heen was alles wit van sneeuw. En mocht het onverhoopt nog op het einde, vlak voor de grens, mis gaan, dan zou ik vele uren, veel tijd, verspelen, dus goede raad was duur.
Maar vanwege mijn snelwegschuwte en het feit dat ik al de hele morgen noodzakelijkerwijs snelwegjunk moest zijn, deed mij het waagstuk wagen en scheurde ik vanaf Kranj pardoes de Sloweense heuvels in.
Een prachtige, magnifieke kronkelweg ontrolde zich voor mij als een zwarte draad door glinsterwitte wol en ik reed door spraakloos mooie dorpjes waarvan Idrija met een fantastisch op en in de bergen gebouwd slot en na een dik uur rijden naderde ik het stadje Tolmin, niet ver meer van de Italiaanse grens af, maar nog steeds onzeker of de doorgang mij niet door borden zou worden belet.
Onderweg niet één truck tegengekomen, maar niets wees er, tot nog toe, op, dat ik straks niet verder zou kunnen, dus nam ik de weg naar Bovec waarvan ik weet dat het daar naar toe dermate slingerend is dat ik daar met mijn truck vermoedelijk niet kan komen, maar in het dorpje Kobarid bevond zich een zijweg naar het westen en nog steeds geen hinderpaal.
Zonder problemen snorde ik Italië weer binnen waardoor ik in luid gejuich uitbarstte, want nu was wel duidelijk dat ik het waagstuk succesvol had afgerond; ik hoefde niet op mijn schreden terug, al is hier het woord schreden hier niet geheel op zijn plaats.
De tijd, de rijtijd, daar had ik nog een kleine voorraad van over en met die tijd kwam ik tot Cividale, in tweetalige Italiaanse gebied, want in deze streek wonen bijna één miljoen mensen waarvan hun taal het Friuliaans is en wat te zien is aan de plaatsnaamborden die allen twee-talig zijn.
En nu, voor vandaag, is het gedaan met de tijd, ze verdwijnt in het gepasseerde, en mijn denken glijdt langzaam weg in het gedachte, ik sluit de ogen en zie nog één keer de dag, het bord met Zagreb er op, die geheimzinnige naam die ik voor het eerst in mijn jeugd hoorde noemen en nog altijd heeft deze naam voor mij een mystieke klank. Nog zie ik de dorpjes, de snelstromende rivier, de onzekerheid of het allemaal wel ging, want één te lage viaduct, één te haakse bocht, één verbodsbord en het spel was uit, en tenslotte, de euforie toen ik de grens over kwam.
Had ik het waagstuk soms niet moeten wagen?
Daar zijn de meningen over verdeeld.
Aldus schreef ome Willem.
---