Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 31 augustus 2012

De halsketting.

't Was sterk afgekoeld. De wolken gaven de nacht hun gave prijs, deelden overvloedig uit en alles rook fris en groen.

Rook groen ja, want kleuren ruik je, ook kleuren, en zeker als het groen betreft, bladgroen. Tussen de buien door even een "dolce" opgehaald: die kun je hier krijgen met abrikozenjam, framboos, "créma"- een soort pudding-, chocolade of eentje zonder iets er in.

Om acht uur ging het "spel" op de wagen, anders gezegt, de lading in de kar en om negen uur vertrok ik: de temperatuur was meer dan gehalveerd, alles leek weer groener te worden, een heerlijke regen daalde als een verrukkelijke zegen over de akkers, de wijnvelden, over de mais.

De mais, de dag ervoor louter dor en geel, nu, na één nacht de bladen weer omzoomd met groene randen, en rond Vercelli lagen de rijstvelden er prachtig saffraangeel bij terwijl de regen gestaag bleef aanhouden.

Trouwens, ik zag Italië eigenlijk nooit zo groen als dit jaar, want meestal, zo rond eind augustus, is overal het gras geel verdord, regent het veel langer niet, ziet het er allemaal veel droger uit, maar dit jaar is toch wel anders: nooit zag ik het zo lang zo fris en groen.

Rond de middag reed ik het Aostadal binnen en na Quincinetto begon het vreselijk te spoken, enorme slagregens tijsderden de voorruit en er stak een stormachtige wind op; rondom kwamen de slapende bergen weer tot leven, overal gulpde en stortte het water met groot genoegen uit de wanden naar benêe, bomen zwiepten angstaanjagend heen en weer, de demonen leken uit de fles.

Maar net vóór Aosta hielden ze zich stil, alsof er Iemand "koest" geroepen had, tegen de storm, tegen de wind die op dat bevel braaf gehoorzaamd hadden; een hogere macht had ze tot bedaren gebracht en niet veel later, nadat ik gestopt was voor een document (voor transit door Zwitserland) klom ik de bergen weer in.

De bergen stonden er opeens, verlost van het stormdemoon, uitgerust en vredig bij terwijl zilverkleurige wolken in velerlij formaties langs de hoge hellingen ze prachtig versierden, als dure halskettingen rond de nek van een statige dame, alsof ze op weg waren voor een diner met hun geliefde; het ene collier nog mooier dan het andere.

Zakken, naarmate ik steeg, zakte de temperatuur, zelfs onder de tien en aan gene zijnde van de bernadinobergkam was het niet anders; ook daar een prachtig grijspallet van wolken en ook, toen ik langs het Lac Léman snorde en aan de westzijde het wolkendek wat afnam en meer zonlicht doorliet, liet de bovennatuur zich van zijn mooiste kanten zien.

Het effect van de stralen, tegen de wolkenonderkant, via via tegen de berghellingen aan de overkant, en dát effect weer op het enorme stille watervlak deed mij in een van de sprookjes van de gebroeders Grimm belanden: het kleurenpallet, achter mij, geheimzinnig dreigend grijs, vóór mij kleurenpracht die dat grijze trachtte te overwinnen en daartussen allerlei schakeringen die een strijd deden vermoeden terwijl ik vanaf grote hoogte, vanaf een dure tribuneplaats, al rijdend toeschouwer was; wie zegt toch dat ik een saai beroep heb?

Later op de avond bereikte ik nog Lure, ik las nog wat meeltjes na en kreeg antwoord op mijn Scaniavraag. Dom, want achteraf wist ik het ook, had ooit het verband weten te leggen tussen de zuidelijke Zweedse provincie Skane en het vrachtwagenmerk, want daar blijkt de naam- in het latijn- vanaf te zijn geleid.

Spoedig vatte ik de slaap, een vreemde droom, een cowboy met een enorme hoed die een grote fles whisky naar binnen werkte terwijl door de opgelopen kogelgaten de net genoten inhoud in strakke straaltjes op de houten saloonvloer stroomden terwijl buiten zijn appelgroene
Scania bij de voerbak stond met een prachtige zilvergrijze halsketting rond de voorruit; droomgedachten rolden op en in elkaar over en zo genoot ik, al slapend, nog even na.

Aldus schreef ome Willem.


---

donderdag 30 augustus 2012

Italië

Oprit naar de Gran San-Bernardo.

Scania?

Waar waren ze gebleven?
Bij het opstaan zag ik er niet één meer; de lucht was wolkenschoon en onweer of regen kwam niet langs die nacht, zes uur, het dagen was begonnen.

In de loop der tijd zijn er zeven overgebleven, en zelfs die zeven zijn onderling weer verweven terwijl allen veel samen doen om kosten te besparen.

Als eerste kwam ik aan, in Bolzano Vicentino, ik was er ook zo weer weg en omdat ik onderweg tussen Verona en Vicenza wegwerkzaamheden aan de andere kant had waargenomen die wel tot file moesten leiden, verliet ik, zonder tegenzin, al snel de snelweg om via de ss 247 eerst naar Montagnana te rijden, een traject dat ik volgens mij nooit eerder reed en waar ik opeens aangenaam werd verrast.

Het zijn Volvo, Renault, MAN, Mercedes, DAF, Scania en Iveco, één uit Frankrijk, Nederland en Italië en twee uit Duitsland en Zweden, en dus onderling weer verweven: zo is Renault min of meer eigendom wan Volvo, maar heeft Renault op haar beurt weer twintig % aandelen in Volvo.

Verrast doordat ik langs een prachtige stadsmuur kwam, dat overkomt je hier wel meer, vaak zelfs, nietsvermoedend snor je rond en dan opeens en onverwachts een eeuwenoud uitziend stadje; de weg liep een kilometer lang langs een deel van de prachtig gemetselde stadswal.

Inmiddels was de zon aardig opgeklommen, het werd warm vandaag, een klaterblauwe lucht en ik reed verder, de weg langs stadjes waar honderden meubelmakers hun nering hebben, Nogara, Sanguinetto, Cerea en Legnago en in het laatste stadje werd ook Antonio Salieri, componist en tijdgenoot van Mozart en Beethoven, geboren; ook hij vertoefde lange tijd in Wenen, stierf er ook.

Roest En Narigheid Achtervolgen U Lange Tijd, dat is de betekenis van de afkorting Renault, dat is wel bekend, en daarnaast wordt MAN als een tweede "B"-merk beschouwt. Ik weet het niet, want daarin heb ik mij weinig verdiept, veel collega's echter kikken op bepaalde typen, kiezen hun werkgever er voor uit.

Na Mantova reed ik via de N 420 richting Parma en alweer, op het stuk land wat geklemt zit tussen de Po en de Oglio, werd ik verrast door een ruim vijfhonder jaar oude stadsmuur, volledig in tact, Sabbioneta en juist bij de ingang was een horecagelegenheid met ruime parkeergelegenheid, ook voor trucks, dus nam ik even gelegenheid, tot cappuccino en een kijkje in het stadje.

Nee, mij maakt het niet zo veel uit waarmee ik stuur: toevallig rijdt mijn werkgever met Daf, een merk dat samen met de twee Zweedse merken doorgaat voor de top drie, maar velen maken zich drukker om het merk wat ze rijden dan het salaris wat ze verdienen, dat laat het gedrag wel zien. Bij "truckers"-festivals komen duizenden chauffeurs, bij een bijeenkomt over toekomst en salaris slechts enkele tientallen.

Even na de middag ging de laatste klant in de buurt van Parma er uit en het terugladen zou ik vandaag niet meer redden, en dus snorde ik eerst naar Fidenza, nam even de tijd om het eeuwenoude stadje te bezoeken, een zeer fraai stadje, zo bleek, met een DOM uit de eerste eeuwen van onze jaartelling, DOM, één van de eerste afkortingswoorden dat voor Dominus Omnius Magnificus staat hetgeen, overgezet zijnde, aan de Allerhoogste God betekend wat op haar beurt weer suggereert dat er, naarst de Allerhoogste, een minder hoge god danwel goden bestaan.

Inmiddels was het warm, nee, snikheet geworden, het tikte de veertig graden aan en na ruim anderhalf uur kwam ik terug bij de auto; warmte, ik houd er wel van.

Industrial VEhicel COmpagnie is de afkorting van Iveco en dat weer een samenvoeging is van diverse merken, onder meer van de Spaanse Pegaso en waar de hoofdaandeelhouder Fiat is wat weer staat voor Fabrico Italiano Automobilo Torino en het hoeft geen nadere uuitleg dat de fabriek in Turijn staat: het is een truck met vaak te "kleine" ramen voor grote mensen, een truck met vaak een erg donker, doofmakend, geluid, de enige truck waar ik niet erg blij mee zou zijn.

Aan het einde van de dag kwam ik weer langs de eeuwenoude stad piacenza, gesticht, nog voor de jaartelling al Pacenta, door de Romeinen en men vermoed zelfs dat daarvoor nog Etrusken woonden, eigenlijk ook een stad waar ik het hart niet van ken, ondanks dat ik er zeer vaak langs kwam, Piacenza, geboortestad van, nu we het toch over voertuigen hebben, Guiseppe Merosi, de ontwerper van de mooiste Alfa Romeo's en later, op het einde van zijn leven, ontwierp hij mede de Iso Rivolta, één van 's-werelds topmodellen.

Na Piacenza nog het langdradige vervelende stuk snelweg langs Voghera en Broni naar Tortona, maar daarna er, gelukkig, weer af, op weg naar Canelli. Ondertussen betrok in het westen de lucht, prachtige wolkenformaties trokken langs een dalende zon voorbij, alsof ik ginds een eilandenkust zag: vanachter de Ligurische Alpen leek uit zee water te worden opgezogen met de bedoeling de streek rond Canelli en Nizza te besproeien.

Van Doons Aanhangwagen Fabriek staat voor DAF, dat weten wel, de naam die Henk Wijngaard inspireerde tot het schrijven en zingen van "Daftrucks", en Volvo, ooit begonnen als kogellagerfabriek, is het latijn voor "ik rol" (of; rol ik?) wat natuurlijk in de eerste plaats voor de koggellager gold, maar nu ook voor de voertuigen: ze rollen maar door; vraag daar Jan maar naar.

Alleen de naam van het Zweedse merk Scania, een merk dat vermoedelijk de meest fervente Fans heeft, is mij niet duidelijk, nota bene het merk dat ook in ons land, Zwolle, wordt gemaakt, de naam ervan: waar komt die toch vandaan? Scania, toch wel een erg tot de verbeelding sprekend merk: wie kent niet de Scania-Vabis (Vabis was, als ik het goed heb, een fietsenfabriek en werd reeds rond 1905 of daaromstreeks door Scania gekocht), er zijn diverse liedjes op gemaakt Misschien dat de echte "fan"s en deskundigen als Ben van 't Hul of Gerrit Spijkerboer de oplossing weten?

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 28 augustus 2012

De reisnoten.

Precies, nagenoeg precies, op de dag af bijna, Februari 1969 was het toen ik hem kocht, bij Concerto in de Utrechtse straat, voor één gulden vijftig, tweedehands natuurlijk en dezelfde avond en enkele dagen daarna draaide ik hem, alsnog, grijs.

Veel te vroeg, eigenlijk, op pad, op de rijbaan, in het donker kroop ik met de zware lading bij Martigny de Alpen op, zo'n dertig kilometer tot boven aan de tunnel; onderweg leek alles te slapen, alleen de zon werkte aan het morgenlicht dat halverwege de klim langzaam de duisternis verdreef.

Onder leiding van Carl Böhm als ik mij goed herinner, een plaat, een elpee met wat krassen, maar wat kon mij dat schelen: ik kon hem nog niet en trots keerde ik huiswaarts

Het ritueel, douane, stempetje, tolbriefje, andere douane, stempetje, moppertje, en toen weer naar beneden; er leek geen twijfel mogelijk, vandaag een lekkere zonnige dag. Bij Aosta op weg naar Torino, ook wel bekend als Turijn.

Toch vond ik lang niet alles mooi, en eigenlijk alleen maar het menuet, het derde deel en binnen enkele dagen, uren reeds, kon ik elke noot, onderscheidde nagenoeg elk instrument in het stuk en vlak daarna vertrok ik naar Afrika, Zuid-Afrika.

Bij Torino had ik twee adressen te leveren, waarvan één bij bandenfabriek Pirelli aan de noordkant, de ander weer net ten zuiden van de stad, de grote stad met zijn vele kilometers aan galarijen, de geboortestad van autoontwerper Vincenzo Lancia, de stad waar Nietszche zich in krankzinnigheid stortte en waar Bosco en Balla ter wereld kwamen.

Zuid-Afrika, met overal entrees, bankjes, toiletten en terrastafeltjes met het opschrift "net vir blankies" of "net vir swartmens", waar een politiek van gescheiden ontwikkeling tot in alle details van de samenleving (tja, wat betekend dan eigenlijk samenleving) was doorgevoerd, maar ja, ik was nog zo jong, wist ik veel, begreep ik veel, ik had nog niet eens mijn rijbewijs. Kunt u het zich voorstellen, ik zonder?

Nadat ik de twee gelost had, vertrok ik naar de derde klant, ik wist het, een behoorlijk eind rijden, Bolzano-Vicentino, niet ver van Venetië, dus aan de andere kant van de vlakte, dat werd dus karren en onderwijl sloeg ik aan het rekenen: nee, dat werd vandaag niets meer, dus kreeg ik alle tijd voor een nevenplan, bij Alessandria hield ik halt, Alessandria, een stad waar ik velen keren voorbij kwam, maar nooit werkelijk "van binnen" zag, ik ging op zoek naar haar hart.

Inmiddels, tegen verwachting in, betrok het met grijs, eerst licht, maar naarmate de dag vorderde voegde het steeds meer naar donkergrijs; de wolken bleven tegen gindse bergen hangen, het stroopte op, als dat geen donderen wordt.

Rondgereden, ja, dat heb ik daar wel: Kaapstad, Bloemfontijn, Durban, dwars door het amper gestichte Transkei, Pretoria, de Krugerwildtuin, Nelspruit, Leidenburg, Amersfoort, Middelburg, sommige stukken liftend, maar de meeste kilometers opgevouwen op de achterbank van een kever en terwijl het ding voortrolde klonk zonder ophouden dat derde deel door mijn hoofd; dat derde. Nee, daar had ik geen later uitgevonden walkman voor nodig.

Toevalligerwijs kwam ik langs het "Citadel", een prachtig, wel wat verwaarloosd, gebouwencomplex, maar wel zeer bijzonder om te zien, het bleek gebouwd te zijn rond 1500, juist in de tijd dat de stad van eigenaar had gewisseld; zo ging dat in die tijd. Alessandria, genoemd, nee, NIET naar Alexander de Grote wat vaak fout wordt beweerd, maar naar Paus Alexander de Derde, was tot ca 1500 in Spaanse handen, daarna een speelbal tussen Savoye en Genova.

Later in de maand, en begin maart, liftte ik nog verder Afrika in, Zuid-Rhodesië, Nyassaland dat net Malawi ging heten en al die tijd die melodie, piekfijn passend bij het voorgaan, steeds weer de perfect juiste cadans, dát derde deel en er is geen enkel muziekstuk waar zo volkomen het voortreizen in opgaat.

Natuurlijk, de hoge toren, de toren die je van veraf ziet als je Alessandria voorbij snort, daar kwam ik ook even langs, maar toen weer door, Piacenza, en dan richting Brescia en onderwijl duwde ik de CD de speler in, een CD met natuurlijk dat derde deel er op: ik kan het wel blijven horen, het bleek afgestemd te zijn op het motorgeluid, het soneerde met het ritme van de zuigerslag.

Ook tegen de Alpen dreven onafzienbare wolkenvelden, het kroop maar op, traag werd het dikker en ook werd het benauwd: er zit onweer in de lucht en het wachten is wanneer het los gaat breken.

Jaren later stuitte ik er op, op de Oostenrijkse dirigent die dat derde deel zo fenomenaal liet uitvoeren, de muzikanten lieten onder zijn leiding de noten zweven, één keer trad hij op in het Concertgebouw van Amsterdam, en juist toen de zevende, het derde deel, Carlos Kleiber die als geen ander "zijn" muziek kon vertolken.

Inmiddels is het donker geworden en luister alweer naar dat derde deel, ben ik weer voor even verslaafd aan dat deel, het deel dat voertuigen haast zonder brandstof doet voorrazen, dat deel van de zevende, van Beethoven: de andere drie delen mogen van mijn part geschrapt worden.

Aldus schreef Ome Willem.

Alessandria

Alexander de Grote.
---

Alessandria.

De toren die je al van veraf ziet.

---

Hoogzomer

Een fraaie zomerse dag strekte zich voor mij uit hoewel de dag nog tamelijk fris begon: na het onstuimige weer waren de wolken weggetrokken en was koelte op de omgeving neergedaald en het bleef fris tot een uur of tien, toen ik de Ardennen reeds achter mij had gelaten.

Het wordt weer Italië deze week, de route via Nancy, Epinal, Lure en Pontarlier waarna bij Vallorbe de grens met Zwitserland werd gepasseerd; onderweg steeds meer zonneschijn, steeds minder wolkenwit totdat uiteindelijk een diep kobaltblauwe lucht boven het zomergroen overbleef: ik reed door een Frankrijk zoals menig toerist het kent, op hoogzomerse wijze.

Dit maal echter groener dan menig ander jaar, frisser ook, het hemelwater van de laatste weken had hier de flora goed gedaan, de Doubs, de Jura en in de middag was het weer louter genieten toen ik in de verte de stad zag liggen met daarachter een halfrondlopende opstaande bergketen, Pontarlier, dat zelf reeds op achthonderd meter ligt en wat het zo bijzonder maakt: op de één of andere manier heeft het iets geheimzinnigs, alsof de geur en lucht hier anders is, de stad als een parel in een openstaande oesterschelp, en dit keer onder een strakblauwe hemel, een hemel waar een zegen van leek uit te gaan.

Niet lang daarna passeerde ik de sluis, de nauwe bergdoorgang met daar bovenin het slot, ooit ook een gevangenis waar éne Honoré, graaf van Mirabeau, een aantal jaren gevangen heeft gezeten, dezelfde Mirabeau die daarna ook korte tijd in Amsterdam, en wel in de Sint Lucienssteeg bij de Kalverstraat, heeft gewoond; niet lang daarna, na de grens, daalde ik af, het dal van de Jura in, en vanwege de wolkenloze hemel ontving ik het zeldzame uitzicht op de omringende Alpen; recht voor mij de witte toppen van Midden-Zwitserland, rechts van mij de enorme witte mutsen van de Mont Blanc keten en toen ik dat reeds eeuwen en eeuwen stilligende schouwspel aanschouwde leek het of de eeuwigheid door mijn geest heen trok: de voorwaarde voor dit vergezicht zijn immers zeldzaam: wolkenloos en een nevelloze, droge lucht.

De avond viel, in het oosten was reeds lang de maan te zien, en wat later omgaf de steenbok haar, voor mij het prachtige Lac Léman met daarachter Thonon en een recht oprijzende bergmuur: niet lang daarna de nachtelijke stilte waar ik niets van merkte. Ik sliep immers reeds.

Aldus schreef ome Willem.
---

zondag 26 augustus 2012

Hegkunst, bijzonder!
De bloemententoonstelling.
Prachtig!
De dijken!!
De spiegeling......
Israël.
Lelies
De natuurbank.

Het falen

Het kwam doordat we de Floriade bezochten, de bloemen- en tuinbouwtentoonstelling in Venlo, een omvangrijk, elke tien jaar gehouden, fenomeen van grote klasse, vanaf 1972 heb ik ze allen bezocht, sommigen zelfs meerdere keren, in elk stadium van mijn leven dus eentje.

Er viel mij tijdens het rondwandelen iets op, duidelijk iets op waardoor ik, en nog wel in Venlo, een conclusie trok: de o zo geprezen intergratie is mislukt, de geforceerde intergratie heeft, zoals te zien was op de Floriade, nagenoeg geen vruchten afgeworpen.

Er waren dijken te zien, aangelegd voor de Floriade, maar dijken worden altijd aangelegd, dus dat was niet zo vreemd. Drie of vier dijken zelfs, en elke dijk had men voorzien van een andere flora, een indrukwekkend schouwspel; onder en tussen de regenbuien door genoten wij er intens van, wij, want de mooiste bloem die ik ken was ook mee.

Er liepen mensen, veel mensen tussen de bloemen, perken en aangelegde tuinen, het was er druk, mensen uit Nederland, Duitsland, enkele Britten en een paar Zwitsers, ja, en Japanners, natuurlijk, ook busladingen Japanners, die zijn gek op dit soort uitjes.

De bloemenkas, wat was ze weer mooi, talloze orchideeën waarvan ik velen bij name ken, Strelizia's, Anthuriums om er maar slechts enkele te noemen, gerangschikt in verheven schoonheid, mijn jaloersheid werd gewekt, kón ik zulke verfijnde kunst ook nog maar schikken.

Tussen de duizenden mensen zocht ik, zocht ik naar landgenoten van Marokkaanse of Turkse afkomst, maar vond er niet één en daardoor kreeg ik een vermoeden, ja, meer nog, ik trok een conclusie, eentje waar ik niet omheen kon.

En dan de vele tuinontwerpen, de éne nog mooier dan de andere, en de educatieve vormen, thema's, de één nog boeiender dan de ander, we trachtten veel in ons op te nemen; op een apart gedeelte waren inzendingen van diverse landen te zien, China, Thailand, die twee liggen vanwege hun bloemencultuur voor de hand, maar ook Jemen, Pakistan, Afghanistan waren vertegenwoordigd en eerlijk gezegd: dat begreep ik niet, van tuinarchitectuur was er bij die inzendingen nauwelijks sprake terwijl er wel allerlei kettingen, sjaaltjes, oorbellen en dergelijke snuisterijen te koop werden aangeboden: het had een groot rommelmarktgehalte, temeer daar er diverse muziek uit die landen door elkaar heen ten gehore werden gebracht: "Beverwijk" was er niets bij en de bedoeling van die inzendingen ontging ons geheel, het was ronduit Floriade-onwaardig, een misser, we snelden snel heen, naar gene zijde want hier hadden we niets te zoeken.

Ver daar vandaan, aan de andere kant van de Floriade, was nog een inzending te zien, de inzending van Israël, met symbolen van de zeven granen en kruiden, eenvoudig en bijzonder, apart, geïsoleerd, we kwamen er een tijdje tot rust totdat een groep drukpratende bezoekers uit Israël langs kwam: zij wél.

Terug naar huis begon het te dagen, de mislukking, het falende beleid, ik ondervond, de intergratie van Turkse en Marokkaanse landgenoten binnen de Nederlandse samenleving is totaal mislukt, dat hebben de Floriadebezoekers aangetoond.

Aldus schreef ome Willem.‬

---

Wekelijkse terugblik

De rechte weg van Zielona Gora naar Gubin, de grens. Zo kunt u even meerijden en meebeleven, al is de opname niet denderend.
De week begon warm, hier nog volop zon in het Figtelgebergte.
En ook hier, tussen Pomezi en Cheb.
Dinsdag volop nattigheid
Ook bij Olrik.
En in Moravië.
In de verte gloort beter weer
Bij Slavkov het monument.
Dan komt de zon wat door.
En krijg ik uitzicht op de vlakte van de Morava.
Het "centrum" van Otrokovitche
Zlin
Zlin, het standbeeld van Tomas Batá, de schoenenfabrikant.
Zlin, er is werkelijk niet veel te beleven.
Moravië
Moravische heuvels.
Pools dorpje.
Dorpjes met twee namen.
Wisla bij Opole.
Door Polen, links en rechts geelachtige velden.
Dagbouw in Duitsland
De helling bij de losplaats in Gouda.
Het losadres Koemans.
Gezien vanaf de sluis.
De sluis.
De losplek.

De ogenblik.

Het zat er snel in, daar in Schkopau, net onder Halle, waarna ik de weg naar huis nam: onderwijl had ik intensief nagedacht over het zien, het waarnemen en kijken: hoeveel blikken ontvangen wij dagelijks?

Van Halle an der Saale naar Nederland is betrekkelijk saai, vooral het traject Kassel-Dortmund, afzien dus, twee uur, maar daarna is het niet lang meer naar huis; tenminste: zonder pech of ander ongerief.

Elke blik die we ontvingen, ligt achter ons, is voorbij, de voorbije blik, het is direct slechts herinnering: we leven in ogenblikjes achtereen, niet zodra ontvingen wij, of de blik is reeds voorbij, in feite bestaat zij in de werkelijkheid niet meer.

Niet ver voor Oberhaussen; zit ik weer eens even op de snelweg, en ja hoor: een file, en wat voor één: drie rijen dik, voetje voor voetje, uiteindelijk een uur lang volledige stilstand en geen ogenblik meer verder.

Van de ogenblikken die nog komen ontvingen wij nog niets, geen enkele blik wordt ons gegund, hooguit fantaseren wij daarover, maar bijkans altijd vergaat het ons anders dan wij dachten, anders dan wij wensten vaak, geen enkel gedacht moment komt overeen indien het ogenblik daar is, Mozart vertolkte dit alles zo prachtig in De Toverfluit.

Nadat de file voorbij was, duurde het niet lang meer of ik kwam in Nederland aan. De vracht was voor Gouda bestemd, de klant bleek niet ver van het centrum onderaan een dijk te zitten: achteruit met veertig ton de dijkhelling af; dat is altijd wel spannend, het brave oude Dafje steunde en kraakte enigszins.

Wie de ouverture van De Zauberflöte van Mozart kent, zal het herkennen, de snelle noten achtereen, het is het leven in de tijd, het leven in kleine ogenblikjes achtereen, het ene ogenblik komt, en meteen verdwijnt het en wordt vervangen door een nieuw ogenblik.

De rest van de werkweek verliep soepeltjes, laden in de Moerdijk, lossen en laden in Amsterdam, in de avonduren weer thuis, gereed voor de komende week.

Midden tussen al die ogenblikjes achtereen hoor je het opeens, verrassend, Mozart wist het prachtig uit te drukken, drie keer, de drie klaroenstoten der eeuwigheid temidden van de onstuimig voortrazende ogenblikken.

Maar daarna gaat met een onverminderd allegro de tijd weer verder, ook Mozart wist het: voorlopig is de enige werkelijkheid die wij kennen datgene wat we in een oogwenk ontvangen, de blik dat we in één secondeonderdeel ontvangen, de ogenblik. De rest is direct geschiedenis, gestorven in het voorbij. Wat overblijft is herinnering van slechts hier een daar een ogenblik, de niet geherinnerde ogenblikken verdwijnen in een eeuwig niets, worden ongekende ogenblikken, niemand weet ze meer, men kent en vindt die ogenblik niet meer.

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 25 augustus 2012

woensdag 22 augustus 2012

De blikken.

Reed ik gisteren nog door de heuvels en bossen van Moravië, door het bos waar kuifje en Bobbie op de weg naar Klow, toen de hoofdstad van het koninkrijk Syldavië, een lift kregen van de Nachtegaal van Milaan, Bianca Castafiora, en snorde ik vanmorgen vroeg nog door het "IJzeren hart" van Tsjechië met zijn honderden hoge schoorstenen, niet zodra kwam ik Polen binnen of de omgeving was totaal anders, meteen kwam ik weer onder de indruk van de immense en onafzienbare velden.

Er zijn heel wat soorten blikken, conservenblikken en dergelijke laat ik buiten beschouwing, maar daarnaast bestaan er ijzige blikken, vrolijke, droeve, strenge, vreemde doortastende en nog zoveel meer blikken.

Ostrava, de eerste stad vandaag, het was er al levendig, en vervolgens reed ik bij Bohumín de grens over, zoals geschreven, op slag een andere wereld, achter mij het liefelijke Tsjechië, voor mij lag het enorme stoere Polen, het land dat de aansluiting in de vaart der volkeren lijkt te hebben gevonden.

Zo scheelt het van wie de blik komt, de blik van de man is, uitzonderingen daargelaten, anders dan de vrouwenblik, en geen enkel streven zal dat kunnen veranderen, dus strenge blikken kunnen afkomstig zijn van een dame of een heer, beide blikken zijn anders, net zoals de onderzoekende blik en de vrolijke blikken.

De 45 op, richting Krapkowice, de weg kwam over Razoborz, daartussen veel dorpjes waar de naam tweetalig stond aangegeven: boven de Poolse, er onder een Duitse naam, vreemd, want het was mij de vorige keer niet opgevallen, sterker nog, vermoedelijk werden ze nog niet zo lang aangebracht: zo stond er onder de naam van het dorpje Długomiłowice de eigenaardige naam Langlieben.


De lading was er bij de klant in Chorula snel uit, nog een tien minuten en ondat teruglading nog niet was geregeld reed ik het naastgelegen Opole binnen, ging op zoek naar een inkoopgelegenheid en vond die net even buiten de stad, ik kwam terecht op een inkoopcentrum die, wat luxe en grootte betreft, zijns gelijken in het "westen" nauwelijks kent, zelfs niet in Frankrijk en ik kocht er naar hartelust allerelei lekkers: na afloop zat op de winkelkar een hele bult en ik had een half uur nodig om de bubs in de cabine te proppen.

Let maar eens goed op een droeve vrouwenblik, en vergelijk die met een neerslachtige blik ener man, het verschil is er, is zelfs wezenlijk, net zoals de strenge vrouwenblik, toch wel geheel iets anders als gestrenge mannenblikken, het verschil zit hem in de afstand.

Inmiddels had ik een teruglaadadres, nog voorbij Leipzig, dus voorlopig kon ik voort, ik reed eerst naar Brzeg en Oława, rondde Wrocław en vervolgens pakte ik de route naar Lubin over Środa-Śląska waar de Duitser Neumark in Schlesien tegen zeggen.

Onderweg kwam ik weer onder de indruk, de wijdse velden, links van mij, naar het zuiden, de contouren van het Reuzengebergte, veel velden kleurden geel met een halfhoog gewas dat ik niet thuis kon brengen, boeren waren in de weer om aardappels, de ziemniaki, te oogsten (Ziemia is aarde), andere landbouwers oogstten de mais.

Het beste kun je het verschil zien indien je goed oplet als je door een blik wordt aangeken, let op de vrolijke mannenblik, en let eens op jolige vrouwenblikken, je voélt het gewoon.

Onderwijl hield ik een uurtje pauze, net na Polkowice bij een smaakvol uitziende horecagelegenheid, de bediening liep in mazurkische kledendracht en ook binnen was het uiterst netjes en ik at er een kleinigheid dat prima verzorgd op tafel kwam.

Het is de afstand, de kijkende ogen die de blik ontvangen, dáár zit het hem in, de ogen ontvangen de blikken, zowel mannen als vrouwen, alleen hij en zij doen dat anders, ontvangen anders, ze zijn immers anders.

Later liep de weg weer door eindeloze bossen, vooral tussen Zielona Góra en Gubin, een weg die ik met flinke tegenzon reed. Zo kwam ik de voormalige DDR binnen, reed nog tot aan Senftenberg, hield halt in het land der Sorben, eindelijk tijd om er even met de fiets op uit te gaan.

De verliefde vrouwenblik, ze glijdt over de ander, ze ontvangt, tot, zoals haar onderzoekende, vragende, vrolijke of wat dan ook voor soort blik, ze blijft op zekere afstand, de blik van de verpleegster op de patient, op voorname afstand, op gepaste afstand, ze ontvangt niet meer dan het noodzakelijke terwijl het mannenoog meer begeert te ontvangen dan de gegeven blik, en in die zin beginnen mannenblikken daar waar vrouwen het voor gezien houden.

Aldus schreef ome Willem.
---

(O)pol(en).

Dat kan niet missen.

De Poolse vlakte.

Met op de achtergrond de contouren van het Reuzengebergte.

dinsdag 21 augustus 2012

Moravië.

In het aardedonker vertrok ik weer, het was flink afgekoeld, regen alom, alles geurde en op de stille, donkere weg naar Nepomuk had ik vanwege de afwezigheid van kunstlicht goed zicht.

Het is als met grijs worden: sommigen worden het nooit, of héél laat, anderen krijgen de kans niet, want het haar verdween, anderen grijzen vroeg, soms te vroeg, en alles wat er tussen zit.

Goed zicht op het weerlichten in gindse bergen rechts en ten zuiden van mij, in het Bohemenwoud rolde de donder angstaanjagend rond, enorme lange horizontale flitsen, soms tientallen kilometers, dan weer verticaal, en soms terugflitsend vanaf de aarde, de regen maakte de weg glibberig.

Traag werd het licht, de schemer duurde lang, het land onderging een metamorfose, in Blatná even voor een zwarte koffie gestopt en niet lang daarna kwam Písek in zicht, de regen hield aan, maar minderde wel inmiddels.

Hoog in de bergen vergeelt blad eerder, en ook sommige populieren en eiken gelen vroeg, maakt niet uit waar ze staan, andere bomen vergelen nooit.


Tábor volgde, wat genoot ik weer van de omgeving, zeker in deze tijd van het jaar, het was druk op de weg naar Soběslav, maar toen ik de weg naar Jindřichuv-Hradec opging was alle drukte weer over, een landschap met heuvels, akkers, bossen en stilte had de overhand, langs de wegen appelbomen, ontelbare appelbomen, nu vol met fruit, rijp fruit.

Telč volgde, ongeveer de grens van Bohemen en Moravië, en daarna Třebič, de stad waar even ten noorden daarvan Ludvík Svoboda werd geboren, de generaal die in de Praagse lente een opmerkelijke rol speelde, weliswaar Alexander Dubček en Josef Smrkovský uit Moskou vrij kreeg, maar de inval op 21 augustus 1968 niet kon verhinderen waardoor toen op de lente ijzige winter volgde.

Het werd steeds droger, aan de horizon zag ik roodrose licht, dat beloofde goeds, het werd ook warmer en zo volgde Náměšť en Rosice, dra kwam ik langs de zuidkant van Brno, het oude Brün, waarbij je een uiitzicht hebt op welhaast monsterlijke socialistische stadsbouw, enorme groepen hoogbouw, en toch heeft dat zicht wel wat.

Zo vergaat het, net als de mensen, ook de bomen, niet één is gelijk, allen vergelen op hun eigen tijd.

Bij Šlapanice wilde ik van de snelweg af die ik bij Rocise op kwam, maar dat ging niet, zodat ik een afslag later, bij de vlakte van Austerliz, de vlakte waar ooit een slag werd geleverd, af ging en niet lang daarna kwam Slavkov in zicht.

De weg naar Uherské Hradiště ging over een flinke hoogte, vandaar kwam ik weer in het dal van de prachtige Morava, even vóór Otrokovice liep ik bij de Nederlandse kaasboer binnen, een winkeltje dat ik op een vorige reis ontdekte; ik kocht er echter een klein stukje Slowaakse kaas.

Het zag er even naar uit dat de zon zou doorbreken, maar toch niet, het wolkendek werd alleen maar dikker terwijl het flink benauwd werd, de temperatuur steeg, bleef in ieder geval hoog.

Het lossen ging snel, zoals altijd, hier, in Otrocovice, waarna ik een stoppauze inlaste. Stoppen, alleen voor het Dafje, want zelf nam ik de fiets en trapte er mee naar het verderop gelegen Zlín, dat, zo vertelde ik reeds ruim geleden, een tijdje Gotwaldov heeft geheten en waar Thomas Batá ver voor de Tweede Wereldoorlog zijn schoenenimperium begon, ik nam, tegenover het "Obuv"museum (schoenenmuseum), een foto van zijn standbeeld en fietste weer terug, vlak bij het Dafje voelde ik enkele spetters.

In deze omgeving lijken de steden nauwelijks een oude kern te hebben, wellicht hebben destijds overijverige socialistische stadsambtenaren alles laten slopen en "nieuw" gebouwd, maar Otrokovice, Zlín en ook andere stadjes hebben nauwelijks een echt "centrum", ik zocht er naar, maar vond niets.

Nog twee uur kon ik snorren, dus de fiets ging weer in de kar en vertrok, eerst richting Slowakije, dan langs de grens omhoog, Vizovicé, Vsetín, een weg dwars door de heuvels van Moravië, links en recht bloeiende Spirea en Astilbe, en hier, hier zag ik de eerste bomen dit jaar. De eerste bomen met een lichte gele herfstkleur, eiken vooral, maar ook een paar essen.

Ook deze weg weer verkeersluw, en zo kwam ik in Valašske-Meziříčí (hoe zou je dat toch moeten uitspreken?), een behoorlijk grote stad, maar volslagen onbekend.

Vandaar volgde nog een aardig traject naar Nový Jičín en daarmee kwam ik dan Silees Moravië binnen, ging nog even rechts af naar Přibor (spreek uit: Pzibor) en aldaar bleef ik staan.

In de avonduren tracht ik zoveel mogelijk van de reis voor mij te halen, de gedachten zijn niet aan te slepen, de dag was weer een waar genoegen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Regen in Tsjechië.

Het maakt het hele land anders.

Cheb.

Je kunt er nog dwars doorheen.

Het Fichtelgebergte

De top.

De blik.

Stonden de sigaren van de Lisdode er vrijdagmiddag nog zo mooi bij, toen ik er in de vroege morgen langskwam, bleek alles verdwenen: met grof geschut had men de hele sloot gesnoeid, niet één rietstengel bleef staan.

De afgelopen dag kwam ik er langs, meerdere keren, de bomen stonden steeds op gelijke afstand, de ene keer tien, bij een ander traject wat meer of minder, maar de onderlinge afstand blijkt steeds gelijk.

Altijd lekker om meteen naar de verte te kunnen vertrekken, vroeg, om de verkeersdrukte overal voor te zijn, het begin van de route is bekend, op weg naar het oosten, via Venlo, Frankfurt, Lohr am Main en Bamberg, twee weken terug reed ik ongeveer dezelfde route.

Maar het gekke is, als je over zo'n weg komt, dat de eerste afstand tussen de twee onderlinge bomen langer lijkt dan tussen de twee volgende onderlinge bomen en de afstand daarna nóg wat korter: de gelijke afstand tussen de afzonderlijke bomen wordt steeds korter naarmate ze verder van je af staan.


Vanaf Frankfurt eigenlijk steeds door het stroomgebied van de Main; na Bayreuth slinger je nog steeds over de Witte Main heen en weer, je klimt er naar ruim zevenhonderd meter. Vanaf de top ontspringt aan gene zijde de Eger, het eerste rivierje waarvan het water uiteindelijk zal afvloeien in de Zwarte Zee: vanaf daar bevind ik mij in dat stroomgebied.

Waarom toch, waarom zie ik die gelijke afstanden niet gelijk? Bij een lange rij bomen zie ik aan het einde zelfs geen afstand meer, het is alsof er tussen de bomen geen enkele afstand meer in zit: en is iets eigenaardigs met onze blik.

Na de afdaling overschreed ik de Tsjechische grens, reed de oude weg van Pomezi naar Cheb, Cheb, door de Duitsers naar het riviertje genoemd, Eger, de Tsjechen noemen het de Ohri, ik kom dwars door het vriendelijke stadje dat op de landkaart als een soort pukkel op de neus helemaal aan het begin van het land ligt, het begin dat zich diep als een speerpunt, als een neus, in Duitsland uitstrekt.

Zo gaat dat kennelijk met onze blik: we menen die te werpen, naar de bomen, naar elkander, naar alles om ons heen, naar de steeds korter lijkende afstand, maar we blikken niet, we werpen niet, dat denken we maar, vandaar dat we de gelijke afstand steeds korter zien.

Na Cheb duurde het niet lang meer voordat mijn rij-tijd op was, ik kon nog komen tot aan Ostrov en inmiddels was de temperatuur tot een dikke 35 opgelopen, best lekker als je, zoals ik, van de warmte houd.

Nee, onze ogen werpen geen blik op de dingen, want dan zou de afstand meteen als gelijk worden gezien en niet alleen de afstand, ook de kleuren om ons heen zouden als gelijk worden gezien, edoch: onze ogen werpen niet, werpen helemaal niets, maar ontvangen, ontvangen datgene wat er gezien wordt, en daarom ziet het ontvangende oog een variatie, een oneindige variatie, variatie in afstand, in kleuren, een variatie die er helemaal niet blijkt te zijn en dat is weer zo'n wonder van het bestaan.

Aldus schreef ome Willem.
---

zondag 19 augustus 2012

Zo zag mijn week er uit.

Het begon Maandag bij de brug bij Beerse, toen ik weer eens via Antwerpen, Beerse, Merkseplas en Baarle Nassau naar Tilburg reed.
De grens bij Baarle.
Dinsdag. Les Andelys, de ruine, er onder een knaagschuur.
De Loire.
Woensdag, tijdens de fietstocht, de eend.
De Loire.
Gezicht op Ingrandes.
Brug van Ingrandes
Nog in tact zijnde echte ouderwetse Citroëngarage.
Oud kilometerpaaltje. Het is hier nu een D-weg...
Overwoekerd huis...
Ingrandes, de brug.
Mijn uitzicht vanuit het Dafje, woensdag.
Het Dafje gezien vanaf de basiliek.
La Gabelle.
Binnenkomst in fleurig dorpje.
Er moesten nog wat flessen gelakt worden.
De Calvadosboer.
Calvadosopslag!!
Door Picardië, naar huis!
Door de noordelijke mijnstreek.
Weer over de brug bij Beerse.
Langs de veiling van mijn oude schoolvriend Frans.
En dan, tot slot,langs het kanaal én brug van Waddinxveen.